„om nuttig te zijn
126
dan ooit betrokken raken.
In augustus 1 801 stelt het zogenaamde
Perpetueel Comité, het dagelijks be
stuur van het Zeeuwsch Genootschap,
op voorstel van president Lambrecht-
sen, het polderbestuur op de hoogte van
het voornemen een prijsvraag uit te
schrijven. En de aandacht is daarbij op
nieuw gevallen op het belangrijke vraag
stuk van de suatie van Walcheren. Van
daar de concept-vraag: „dat daar de
suatie van 't landwater uit het eiland
Walcheren meer en meer verhinderd
word, door de toeneemende opslikking
der Middelburgsche have, waar in drie
van de thans wakende sluizen het land-
water moeten uitloozen, verlangt men te
weten:
of deze drie sluizen, benevens die bij de
stad Vere, welke thans alleen gezament-
lijk moeten dienen, om het overtollige
water te verzetten, kunnen in staat ge
steld worden, om dit genoegzaam en
voldoende, buiten behulp van andere
water machines, te effectueren?
zoo jaa: welke middelen daartoe aan ge
melde sluizen zouden moeten worden
aangewend, met opgave eener ophelde
rende teekening en beraaming van on
kosten?
Zoo echter mochte geoordeeld worden,
dat het landwater van dit eiland met zijn
duinen over de 50.000 gemeten groot,
door geen vier sluizen, zelfs wanneer die
alle in behoorlijke werking zijn, zoo
spoedig als noodig is, kan afgetapt wor
den, vraagt men: welke middelen hier
toe kunnen gebezigd worden? welke de
onkosten zijn, die tot het stellen en in ge
reedheid brengen, beneevens den jaar-
lijkschen onderhoud daar van, zoo verre
die a priori kan berekend worden, zullen
worden vereischt? welke plaats men tot
het zetten der vereischte sluis, molens,
of andere noodig geoordeeld wordende
watermachine, de geschikste zoude
oordeelen, met bijvoeging der noodige
teekeningen, en beraaming van onkos
ten?"").
In haar reactie doet de directie van Wal
cheren slechts de suggestie aan de zin
„door de toeneemende opslikking der
Middelburgsche have" toe te voegen:
„en Welsingen". Die suggestie wordt
gehonoreerd: in de definitieve versie van
de vraag worden beide waterwegen
echter ongenoemd gelaten. Interessan
ter is een ander punt, ook gezien de
afloop daarvan. Het polderbestuur krijgt
namelijk ook de vraag voorgelegd of het
bereid is boven de gebruikelijke en door
het Genootschap uit te loven gouden
medaille, een extra geldprijs ter beschik
king te stellen. Die financiële bijdrage
lijkt het Genootschap ook gewenst als
een vorm van onkostenvergoeding voor
het eventuele verrichten van waterpas
singen of het vervaardigen van model
len. De directie van Walcheren, hoewel
„reeds bij zichzelven bepaald omtrent de
keuze van een middel na haar inzien best
geschikt tot eene behoorlijke suatie",
maarfinancieel daartoe nog niet in staat,
zegt f 300,- toe25). Het zal duidelijk zijn
dat het polderbestuur hier refereert aan
de bestaande plannen voor een nieuwe
sluis bij Wulpenburg. En het is evenzeer
evident dat de tweeslachtige houding
ten opzichte van de prijsvraag de afwik
keling daarvan wel moet beïnvloeden.
Dat gebeurt dan ook!
Op 4 november 1 801 krijgt dealgemene
vergadering van het Genootschap de
vraag officieel ter goedkeuring voorge
legd, en wordt de prijsvraag uitgeschre
ven waarna publikatie in onder meer de
Middelburgsche Courant volgt. Slechts
op één punt wordt de conceptvraag in
houdelijk enigszins gewijzigd. Dat be
treft de eventuele alternatieven voor de
bestaande vier sluizen die nu iets anders
worden gespecificeerd door te vragen
naar „andere middelen, het zij door aan
leg van nieuwe sluizen, watermolens, af
dammingen of andere werken", hetzij
door een combinatie daarvan26).
Ruim een half jaar later is het zover dat
het Genootschap het polderbestuur kan
berichten dat vijf antwoorden beoor
deeld moeten worden. Men besluit het
oordeel te leggen in handen van een
commissie, waartoe uit het polderbe
stuur worden gecommitteerd de presi
dent Schorer en de brede-geërfden
Nebbens en Krijn Poppe27). Vooral de
aanwezigheid van Bastiaan Nebbens is
interessant en past geheel in de eerder
aangeduide lijn. Deze Nebbens was se
dert 1786 zelf directeur van het Genoot
schap! De Zeeuwse waterstaat was hem
overigens bepaald niet onbekend, getui
ge zijn eerder door het Genootschap be
kroonde verhandeling over dijkvallen in
Zeeland28). Van de zijde van hetGenoot-
schap worden gecommitteerd de direc
teuren P. G. Schorer en Bijleveld, de le
den Van Solingen en De Kanter, alsmede
president Lambrechtsen en secretaris
Drijfhout29). Hier is vooral de aanwezig
heid van Johan de Kanter van belang. Hij
was thuis op velerlei wetenschapster
rein en zou vanaf eind 1 802 enige jaren
leiding geven aan een door de overheid
opgezet opleidingsinstituut dat in Mid
delburg mensen bekwaamde voor de
dienst der zeewerken.
4. Het probleem opgelost?
Vijf antwoorden vroegen om beoorde
ling. Voor een beoordeling thans is het
vereist kennis te nemen van de hoofd
punten van elk betoog. Die volgen hier
na. Met uitzondering van Schravers ant
woord kunnen we de auteurs slechts
aanduiden met het motto van hun inzen
ding. Bij de beoordeling werd eveneens
betrokken een bij de directie van Wal
cheren binnengekomen memorie over
Walcherens suatie van de hand van de
Middelburgse landmeter Van Tiffe-
len39). De essentie van dat betoog dat
formeel dus niet meedong in de prijs
vraag, sluit hier de rij.
A. „Om nuttig te zijn"
Het Genootschap heeft het volgens
Schraver bij het rechte eind met devoor-
onderstelling dat de belemmeringen die
de suatie van het landwater ondervindt,
dagelijks toenemen. Aan mogelijke oor
zaken onderscheidt hij tussen die binnen
het eiland, buiten heteilandendiewelke
in enkele toevalligheden zijn gelegen.
Binnen Walcheren is er het systeem van
watergangen, sprinken, hoofden, heu
len en buizen. Onder verwijzing naar de
kaart van de Hattinga's van 1750/1 753
maakt hij duidelijk dat het waterwegen
net niet adequaat is voor optimale wa
terlozing, gelet op de vele „bogten, slin
geringen, hoeken, en kruissingen"; al
leen al op het traject Westkapelle-Mid-
delburg telt men zeker „honderd krom
ten"!31).
Wat betreft de belemmeringen buiten
het eiland, die ontbreken eigenlijk alleen
bij de Veerse sluis. Sinds het begin van
de 1 8e eeuw zijn echter aan de zuidoost
zijde van Walcheren grote veranderin
gen gaande in het water tussen het ei
land en de vanaf 1631 bedijkte gebie-