„om nuttig te zijn
127
den rond Nieuwland. Verzanding van
het Vlakke, van het Kanaal van Welzinge
en van het Middelburgse havenkanaal
vertragen de waterafloop, en dat vooral
op het eind van de sluisgang32).
Van de vier Walcherse sluizen acht
Schraver die te Veere de beste; hier be
staat een groot verval en een snelle ver
deling van het water op de stroom. Maar
de andere drie hebben „allestegen zich,
wat men, met eenige mooglijkheid, na-
deelig noemen kan"33).Ze liggen op res
pectievelijk 6400, 4500 en 1 900 meter
van de stroom en zijn alle drie aangewe
zen op dezelfde kil. Daardoor belemmert
en vertraagt de ontlasting van de buiten
ste sluizen die van de meer binnen
waarts gelegen sluizen in versterkende
mate. Ook de situering aan de oostzijde
van het eiland is ongunstig; juist de voor
suatie optimale oostenwinden stuwen
het landwater weg van de sluizen.
Schraver haast zich hier op te merken
dat geen „bedilzucht" hem tot deze kri
tische analyse brengt34). Onder vroege
re omstandigheden waren de sluisloka-
ties stellig verantwoord, en nauwelijks
elders denkbaar. Wat betreft de toevalli
ge belemmeringen wijst hij nog op tech
nische onvolkomenheden aan de sluizen
die bij voorbeeld ongewenst zout water
in het land kunnen veroorzaken, en op
het te laat in de herfst openen en te
vroeg inde winter sluiten van de sluizen.
Ondanks de genoemde belemmeringen
acht Schraver de vier sluizen voldoende
in staat het overtollige landwater te lo
zen. Qua aantal, ligging en grootte der
sluizen is er sinds vroeger niets ten na
dele veranderd. Dat geldt ook voor de si
tuatie binnen het eiland. Zelfs wat het
onterechte klagen over de gebrekkige
ontwatering betreft is er niets nieuws
onder de zon! Onterecht, want; „het Ei
land Walcheren is, van alle de groote
Zeeuwsche Eilanden, wat den overlast
van het landwater aangaat, het minst
nadeelig gelegen"35). Men vergelijke
daartoe alleen het percentage weiland
per eiland. Maar afgaande op de klach
ten zou men kunnen concluderen dat
Walcheren „aan deszelfs ruïne was ge-
bragt"!36). „Men klaagt, in Walcheren,
het meest, om dat men... begrepen
heeft, dat men het naaste was aan de
bronnen, waar uit krachtdadige midde
len konden vloeijen, om in die klagten
te voorzien; en de ondervinding geleerd
had, dat men aldaar zelden vruchtloos,
en zonder geholpen te worden, aanhou
dend klaagde"37). Naarmate handel en
scheepvaart terugliepen en vetweiderij
dienovereenkomstig minder loonde,
zette men grasland om in akkerland
waarvan steeds hogere opbrengsten
werden geëist. „In deze hijging naar
winst, poogde de boer... ook over de
schikkingen der Natuur te heerschen, en
dreef den ploeg in zulke gronden, waar
uit de reden die eeuwig zoude geweerd
hebben; - de lage weilanden wierden
gebroken; - het daar in gezaaide verrot
te of kwijnde"38). En over deze akkers
klaagt men op Walcheren! Ook doet
men dat over de buitens en tuinen die op
te lage gronden zijn aangelegd; even
eens geldt het voor de moestuinen en
groentenkwekerijen. Kortom: de klach
ten zijn ongegrond, en de suatie is nog
even goed mogelijk als vroeger.
Ten bewijze daarvan doet Schraver ver
slag van zijn waarnemingen aan de slui
zen in maart 1801, nadat vooral in fe
bruari het landwater ongewoon hoog
had gestaan. Zijn gevolgtrekking is dat
ondanks opslibbing voor Welzinge en in
het Middelburgse havenkanaal voldoen
de afloop van het water mogelijk is. Dat
toch het water soms te hoog oploopt
wijt hij aan het onnodig lang gesloten
houden van de sluizen, bij voorbeeld met
het oogmerk een zo grote hoeveelheid
water te kunnen lozen dat daardoor de
killen (geheel kosteloos!) worden uitge-
schuurd. Ook opmeting der sluizen en
andere berekeningen staven Schravers
conclusies. Wel doet hij nog enkele aan
bevelingen voor een optimaal sluisregi-
me, zonder zich daarbij „met de stand-
grijpende gebruiken of misbruiken van
Walcheren, of van eenige andere wate
ringen, in te laten." En waarnemingen
aan de peilpalen in het eiland doen hem
pleiten voor een andere, en daardoor
objectievere schaalaanduiding.39).
Volledigheidshalve vraagt Schraver zich
af in hoeverre het Kanaal van Welzinge
en het Middelburgse havenkanaal in
staat zullen blijven het landwater af te
voeren. Zijn antwoord is duidelijk: de
omstandigheden voor een goede suatie
zijn zeker niet verslechterd, en zullen be
houden blijven40).
Ter verbetering van de afwatering ver
kiest Schraver suatiesluizen. Die voor
keur baseert hij op de relatief hoge lig
ging van Walcheren ten opzichte van de
ebstanden, en op het feit dat sluizen
weinig belemmeringen kennen. Water
molens kunnen eventueel als extra hulp
middel dienen. Om op de juiste plaatsen
op het eiland afdammingen te realise
ren, is een gedetailleerd onderzoek no
dig. Zijn bezwaar tegen de overigens
nuttige stoommachine is de onnodig
lange vertraging bij eventuele reparatie.
In geval van een nieuwe sluis adviseert
Schraver de omgeving van Wulpenburg
als lokatie. Die heeft wel het bezwaar dat
de stroom op enige afstand blijft. Wil
men optimaal profiteren van de laagste
ebstanden, dan is een sluis in de Vlis-
singse haven verreweg het verkieslijkst.
Blijft het gewenste effect uit, dan valt te
denken aan ondersteunende watermo
lens te Veere en Vlissingen. De kosten
van een stenen watermolen raamt
Schraver op f 40.000,-, die van een
nieuwe sluis met twee kokers op
f 60.000,-.
We leren Andries Schraver uit deze ver
handeling kennen als een kritisch en
scherpzinnig waarnemer, met een juist
gevoel voor hoofd- en bijzaken. Een ste
vige dosis eigenzinnigheid is hem daar
bij niet vreemd. Dat blijkt ook aan het
eind, waar hij de woorden van een Ita
liaanse waterbouwkundige tot de zijne
maakt: „Hier is het, dat de waterbouw
kundige de eerste zijner pligten, jegens
het algemeen welzijn, moet leeren in het
oog houdendat hij zijne vaste grond
regels onwrikbaar volge, zonder zich te
laten misleiden, noch door den invloed
van een in dezen onbevoegd gezag;
noch door laffe toegevenheid voor de
dwaling van anderen"41).
Het is eveneens tekenend voor Schraver
dat hij kort na zijn inzending, op 1 5 juli
1 802 een aanvulling verzendt waarin hij
nieuwe bewijzen aanvoert die zijn eer
dere conclusies moeten rechtvaar
digen42). Na meer dan normale regenval
in het gepasseerde na- en voorjaar is er
dan op veel plaatsen op Walcheren wa
tertekort, ja het eiland is „zelfs leedig ge
lopen"! En de sluizen hebben hem dat
geleverd. Waarnemingen in aanwezig
heid van twee deskundige getuigen (on
der wie de bekende C. R. T. Krayenhoff)
aan de Welzingse sluis bevestigen dat.