IN MEMORIAM PIETER JACOBUS VAN DER FEEN
(10 APRIL 1892-22 AUGUSTUS 1987)
M. P. de Bruin
Wie zoals ik de derde leeftijd heeft be
reikt, beseft maar al te goed dat het
„normaal" is dat goede vrienden van ho
ge leeftijd wegvallen. In dit tijdschrift
heb ik levensberichten mogen schrijven
over Meertens en Van Schagen, mogen
schrijven omdat ik het altijd als een
voorrecht heb beschouwd vriend ge
weest te zijn van deze twee mensen die,
elk op hun wijze, sporen hebben nagela
ten op mijn levensgang. Evenzeer geldt
dit voor onze goede vriend Pieter Jaco
bus van der Feen, Pico voor zijn vrien
den, die schatten uitdeelde van kennis,
hartelijkheid en hulpvaardigheid die
menigeen zich lange tijd zullen herinne
ren.
Ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag
schreef prof. dr. Engel deze volzin in het
Zeeuws Tijdschrift: „Naarmate Van der
Feen ouder werd, was het het diepere in
zicht van de weliswaar nog altijd met
jeugdig vuur bezielde wijze bioloog, dat
hem deed inzien, hoe weinig belangrijk
tenslotte de doctorstitel en een lijvig
proefschrift zouden zijn tegenover het
werk dat zijn handen te doen vonden bij
het helpen van jongeren, die hem interes
seerden, het oplossen van interessante
brandende vraagstukken, die hij op zijn
weg ontmoette
Naar aanleiding van zijn overlijden
schreef een historisch geograaf aan
mevrouw Van der Feen: „Het eerste con
tact, ook met u, was bij gelegenheid van
het congres, in 1968 gewijd aan de
Zeeuwse vliedbergen. Daaruit resulteer
de de vriendelijke uitnodiging voor een
bezoek aan Domburg. Toen al werd ik ge
troffen door de grote gastvrijheid, de
openheid en de behulpzaamheid die ik op
De Wael mocht genieten. Ten behoeve
van verschillende artikelen mocht ik
sindsdien vaak een beroep op uw man en
u doen, en het contact bij die gelegenhe
den was altijd verrijkend in meer dan één
opzicht. Het heeft me telkens getroffen
hoe zeer u beiden daarbij openstond voor
andere disciplines, en hoe vanzelfspre
kend u met jongeren omging
De veelheid van disciplines waar Van der
Feen voor openstond, bleek het beste uit
gesprekken met hem, gesteund door
een bibliotheek die blijken geeft van
groot inzicht in zijn vakgebied - de zoö
logie - maar ook van uitgebreide kennis
van geneeskunde, psychologie, wijsbe
geerte, geologie, geschiedenis en deze
opsomming is beslist onvolledig. Als een
klein bewijs moge het geschenk gelden
dat wij in 1 979 uit zijn bibliotheek kre
gen: „Psychologische Typen" van C. G.
Jung (1 921en „Contributionsto Analy
tical Psychology" (1928) van dezelfde
auteur. In het laatste werk is een eenvou
dig exlibris ingeplakt met de woorden:
„Ex vita non ex libris sapientia P. J. van
der Feen", een uitspraak die in schijnba
re tegenstelling staat met de veelheid
aan boeken in zijn bibliotheek namelijk
dat wijsheid niet uit boeken maar uit het
leven zelf moet worden geput. Aan men
sen die hun ziel en zaligheid aan boeken
hebben verpand ten voorbeeld.
Biografie
Pieter Jacobus van der Feen werd op 10
april 1 892 te Stratum bij Eindhoven ge
boren waar zijn vader griffier van het
Kantongerecht was. Van oorsprong
stamde de familie uit Friesland, maar ge
neraties lang verbleven leden van dit
geslacht te Middelburg. Volgens Mid
delburgse begrippen rekende men de
familie tot de gegoede stand en onder
haar leden telde men predikanten, art
sen en ambtenaren van de rechterlijke
macht. De grootvader van Van der Feen
was een gepromoveerd medicus, die
huwde met de gefortuneerde Johanna
Catharina Ackermans. Uit dit huwelijk
werd in 1 852 als jongste kind Pieter Ja
cobus geboren, die rechten ging stude
ren. Hij huwde voor de eerste maal met
Jeanne Sophie Pické, dochter van de
burgemeester van Middelburg. Zij over
leed in 1 887 en Pieter Jacobus trouwde
voor de tweede maal met Elisabeth Dina
Maria de Bats uit welk huwelijk in 1 892
de gelijknamige zoon werd geboren.
Pieter Jacobus bleef het enige kind. Zijn
ouders kochten in 1 902 de villa De Wael
tegenover het Badhotel te Domburg. Het
lag in de lijn der geslachten dat voor de
zoon een academische loopbaan was
weggelegd.
Het gymnasium te Middelburg was een
gerenommeerd instituut maar Pieter Ja
cobus, die in 1905 leerling werd, vond
de lessen in het begin allesbehalve
boeiend. Uitzonderingen waren de wis
kundelessen van dr. H. van der Kamp,
die begrip wist te wekken voor zuiver
wetenschappelijk denken en die van
classicus L. A. J. Burgersdijk jr. Van der
Feen over zijn gynasiumtijd: „Burgers-
dijk verstond de kunst tegelijk met het
vertalen uit het Latijn ook een goed ge
bruik van de moedertaal te oefenen en
bracht tevens algemene eruditie bij door
veelvuldig aanhalingen uit de door zijn
vader in het Nederlands vertaalde to
neelspelen van Shakespeare.
Dr. W. G. C. Wagner wist in zijn lessen in
het Grieks de B-leerlingen zoverte bren
gen, dat zij de verzen van de oorlogs- en
reiscorrespondent Homeros en het pro
za van reizende journalist Herodotos
zelfstandig konden lezen. De rector dr.
A. H. Kan bracht zijn leerlingen in aanra
king met vele fasen van de Latijnse let
terkunde, tot Petrarca en Erasmus toe".
Na het gymnasium ging Van der Feen in
de herfst van 1911 in Utrecht biologie
studeren. Op 20 september 1911 liet hij
zich inschrijven als lid van het
Utrechtsch Studenten Corps. Waarom
de studie biologie? Van der Feen: „De
verwachting bestond toen, dat biolo
gische vakken als genetica, dierenpsy-
chologie en vergel ijkende fysiologie bin
nen afzienbare tijd resultaten konden
bereiken, die in de geneeskunde van de
mens toepasbaar waren". Deze uit
spraak isvan omstreeks 1 980. Maaral in
augustus 1912 schrijft Van der Feen in
een terugblik op zijn gymnasiumtijd:
„Waarom heb ik de plant- en dierenkun-
de, de wetenschap der levende wezens
dus, in het bijzonder als studievak voor
mijn geheel leven gekozen en wat ver
wacht ik van die studie? De beslissende
keuze moest geschieden, toen ik in de
vierde klasse zat, dus begin 1909. De
keuze is beslist en zonder twijfelen ge
schied, maar niet zonder nadenken en
rustig overwegen. De wetenschap op
zichzelf was mij toen reeds lief, waar ik
iets van wist, had mijn belangstelling en
Achterzijde van De Wael te Domburg.