REGIONALE GESCHIEDBEOEFENING IN ZEELAND IN DE KOMENDE TIEN JAAR Adrie de Kraker 1. Inleiding Het afgelopen jaar verschenen er regel matig berichten in de regionale dag bladpers over de geschiedbeoefening en geschiedschrijving in Zeeland')- In het middelpunt van al dit nieuws stond en staat nog steeds de oprichting van „De commissie voor regionale geschied beoefening in Zeeland". Wat deze beoogt, mag inmiddels bekend worden verondersteld, men raadplege daartoe slechts het gepresenteerde werkplan 19872). Met een budget van ca. f 20,000,- is er intussen een begin ge maakt en in juli zag de eersteling in de scriptiereeks het licht. Hoog gespannen verwachtingen alom, veel lof, maar ook tamelijk wat kritiek uit verschillende hoeken, die nog niet verstomd is. Er is dus een discussie op gang gekomen over het regionaal onderzoek in Zeeland, waar ik me zeer nauw bij betrokken voel. Vandaar dit artikel, waarin ik op een drietal discussiepunten nader wil in gaan. Dat is allereerst de suggestie, - die ongetwijfeld bij velen is gewekt, - dat er vóór de oprichting van de commissie in de provincie nauwelijks sprake is ge weest van geschiedkundig onderzoek. Verder het idee, dat hetgeen de commis sie allemaal van plan is volledig nieuw zou zijn. Tenslotte wil ik enkele gedach ten over wat regionaal onderzoek wel of niet zou moeten zijn naarvoren brengen. 2. Geschiedkundig onderzoek in Zeeland in vroeger dagen Toen vorig jaar duidelijk werd dat de uni versiteiten weinig of niets bleken te voe len voor het verrichten van geschied kundig onderzoek in Zeeland, was de te leurstelling bij de daarbij betrokken per sonen en instanties blijkbaar zo groot en werd daaraan zoveel ruchtbaarheid ge geven via de dagbladpers, dat de leek wel de indruk moest krijgen alsof het en kel en alleen de universiteiten zijn die bij ons onderzoek doen en dat er voor de rest weinig of niets gebeurt3). Niets is ui teraard minder waar. Ik beperk me hier tot de geschiedbeoe fening en de geschiedschrijving in Zee land na de Tweede Wereldoorlog, die „grosso modo" in drieën uiteenvalt. In de eerste plaats is er het onderzoek dat geschiedt in het kader van het „Ko ninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen"; het vindt zijn weg in het „Archief van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap...." en af en toe in het „Zeeuws Tijdschrift". Zo heeft het genootschap in Zeeland in de loop der jaren al een respectabele rij personen voortgebracht die verdienstelijk werk hebben geleverd op het terrein van de geschiedbeoefening. Met name de pu blicatiesin het „Archiefhebben in de wetenschappelijke wereld duidelijk een plaats gekregen. Het totstandkomen van de driedelige Encyclopedie van Zeeland is een prestatie die er zijn mag. In de tweede plaats is de rol, die de vele heem- en oudheidkundige kringen op het vlak van de geschiedbeoefening in Zeeland spelen niet meer weg te denken. De meeste zijn hun werkzaamheden juist na 1945 begonnen en door een aantal van hen wordt niet onbelangrijk historisch onderzoek verricht dat in hun verschillende organen gepubliceerd wordt. In de derde plaats is er vanuit diverse universiteiten en andere instellingen in Nederland en België eveneens onder zoek verricht. We denken hierbij onder meer aan de publicaties van Dekker en Gottschalk. Bij de presentatie van haar laatste boek in 1984 te Hulst, meende laatstgenoemde zelfs dat Zeeuws- Vlaanderen nu wel een van de best be studeerde gebieden was geworden"). Tenslotte verschijnen er regelmatig ook heel wat incidentele publicaties, waar van die van de Bruin en - zeer recent nog - die van Weiten terecht hun plaats in de geschiedbeoefening hebben inge nomen5). Eerstgenoemde heeft in de ja ren vijftig zelf een aanzet willen geven tot diepgaand onderzoek, zoals zijn rap port van een reis langs diverse Neder landse en Belgische archieven dat aan geeft6). En zo zijn er uiteraard nog vele andere publicaties e.d. op te noemen, maar daarvoor is hier de ruimte te be perkt. Daarom mijn verontschuldigin gen aan al diegene die hier onvermeld moeten blijven. 3. Een voorbeeld van regionale ge schiedbeoefening in Zeeland Het regionaal onderzoek dat ik hier ten voorbeeld wil stellen is dat in Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. In dit gebied zijn een aantal heem- en oudheidkundige verenigingen actief, die zich met de streekgeschiedenis bezighouden. Bij „Oud-Terneuzen" en de „Heemkundige kring Sas van Gent" ligt het accent voor al op de heemkunde. Bij de „Oudheid kundige Kring De Vier Ambachten" is het bestuderen van de streekgeschiede nis en de resultaten daarvan te publice ren één van de hoofddoelstellingen. Het werkgebied van laatstgenoemde omvat globaal het huidige Oostelijk Zeeuws- Vlaanderen (inclusief het Verdronken Land van Saeftinghe). Reeds vanaf haar oprichting in 1928, brengt de vereni ging een jaarboek uit, dat sedert de jaren vijftig om de twee jaar verschijnt. Na een reorganisatie in 1979/80 is er een speciaal met het oog op het publice ren van de resultaten van historisch on derzoek een aparte redactiecommissie gevormd. Deze bestaat momenteel uit twee historici en één archivaris. Daar de commissie zich zeer goed bewust is van het verschil tussen wetenschappelijk en/of richtinggevend werk enerzijds en de meer populariserende bijdragen an derzijds, werd gekozen voor een dubbe le publicatievorm7). Er kwam een half jaarlijks verschijnend bulletin voor me dedelingen en korte populaire artikeltjes (2 x 16 blz.) Het jaarboek werd daarentegen in zeer beperkte mate gebruikt voor mededelin gen van huishoudelijke aard en in zeer ruim opzicht voor bijdragen van weten schappelijke of richtinggevende aard. Bovendien moeten de bijdragen voor het jaarboek zo gevarieerd mogelijk zijn, ui teraard altijd overeenkomstig de doel stellingen van de vereniging. Een dergelijke opzet is zeer ambitieus en het gevaar is direct duidelijk; een gebrek aan kopij! Juist dat bleek geenszins het geval te zijn. Er bleek al snel een te ruim aanbod aan kopij te zijn voor het jaar boek en dat is nog steeds het geval. Hoe komt dat? Daarmee belanden we dan bij het ge schiedkundig onderzoek in Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen, dat zich zeer na drukkelijk manifesteert, met name de laatste jaren. Daarvoor zijn ruwweg vier oorzaken aan te wijzen. Een goed geordend archief met een goed functionerende archiefdienst zijn m.i. van fundamenteel belang voor het verrichten van wetenschappelijk en/of richtinggevend onderzoek. Deze zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 20