HET BEHOUD VAN DE OUDE TOREN VAN KORTGENE TUSSEN 1532 EN 1684 Dr. J. B. V. Weiten Toen in 1598 de Oud-Noord-Beveland- polder als eerste deel van het oude ei land Noord-Beveland herdijkt werd, was de toren van Kortgene echt niet het eni ge wat van het oude eiland van voor 1530/1532 overgebleven was. On danks vehemente stromingen van eb en vloed gedurende die 66 jaar inundatie en ondanks alle opstormende golven tij dens stormtij. Er was niet veel, maar meer dan men ge woonlijk aanneemt. De landmeters, die voor de bedijking in 1598 met enkele arbeiders in kleine bootjes over de schorren roeiden of met lieslaarzen door het slik waadden, te kenden de situatie nauwkeurig aan'): „Hier staen Palen ter lencte van sestien Roeden, schijnende geweest te hebben een boot": het skeletachtige houten ge raamte van een boot, die in de zestig jaar van overstroming in een razende storm op die schorren was vastgelopen. En: „Hier siet men kennelijck het oude dijckstael". „Hier staen noch Eenige Pa len". Acht maal wordt op de kaart een steenhoop getekend: „Hier leggen veel steenhopen". Vooral op die plaatsen waar eertijds bloeiende dorpen hadden gelegen: Campen, Camphooft, Soele- kercke. „Hier leggen lanx den cant veel stenen" en: „Hier staen noch eenige Pa len besayt met steen". Bij het oude Kort gene wordt genoteerd: „Hier staen pa len. Waervan de twee grootsten tegen over den anderen staen, hebben noch de gaten daer karbeels in geweest heb ben". De toren, die al die zestig jaar over eind is gebleven met de resten van de omwalling van de stad worden in de te kening summier aangeduid met de bij voeging: „Steen". Een wat magere om schrijving van wat er toch nog moest zijn, want die van Goes plunderen keer op keer, als zij steen nodig hebben, de puinhopen van Kortgene. Evenals die van Colijnsplaat trouwens. Al een zestig jaar oud gebruik bij deGoe- senaars om stenen en palen en andere bouwmaterialen van de overstroomde smalstad en de dorpen van het oude Noord Beveland te gaan zoeken en voor goed geld elders te verkopen. „Steen", het drama van de ondergelo pen landen van het oude Noord-Beve land, waarvan de resten in de jaren voor de bedijking nauwkeurig aangetekend werden op de kaart van Jan Symonsz In- dervelde, want de aanslibbing was zo groot, dat men kon gaan bedijken. Ook de oude toren van Wissekerke was - weliswaar vervallen - overeind geble ven. Jacob van Grijpskerke, die zijn boek ,,'T Graafschap van Zeeland ofte Corte representatie etc"2) rond 1653 schreef, weet onder het hoofd Wissekerke te ver melden: „(Het) heeft den naam van een dorp, eertijds gelegen in Noort-Beve- land, waar van de tooren nog staat, en van der Veere kan gezien worden". Die toren stond er dus nog rond 1 653. En De Bruin3) en Wilderom vermelden in hun boek Noord-Beveland, dat in 1668 de ru'ine van de toren van het oude Wisse kerke nog aanwezig was en de naam droeg van „Plompe of Kamperlandse to ren". De ru'ine werd pas in 1775 afge broken omdat de bouwval wegens af brokkeling gevaar opleverde voor de be woners van de in de Geersdijkse polder gebouwde Torenhoeve. Die toren moet evenals die van Kortgene een oude, zwa re toren zijn geweest, die echter zo bouwvallig geworden was tijdens die 66 jaar van eb- en vloedstromen, dat grote brokken steen en halve pilaren naar be neden vielen. Kortgene had echt niet het alleenrecht op een oude toren. Maar de toren van Kortgene had een voordeel: ze was wat sterker gebouwd. Ofschoon Ook die toren dreigde rond de maanden augustus en september van het jaar 1610 in het welzand weg te zakken en ineen te storten. De fundamenten moe sten snel verstevigd worden en Colijns plaat schoot te hulp. In juli/augustus 1610 was het bestek gereed en werd de aanbesteding onder de timmerlieden en aannemers van Colijnsplaat gehouden: „Om den Toren van Cortkene te repareeren van besteck om den tooren van kortkeene Noord-Beveland, 1 620. Gedeelte van kaart door Jan en Frans Symonss. Indervelde. Het zuiden boven. De torens van Kortgene en Wissekerke staan in de slikken en schorren. HÖTCTRSDYC olïtksdyck. SOEtrmGWROlE COKTX Wtskikx.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 25