DE DOPELIIMG(E) HEET NAAR DE DOMINEE! Naamgeving a/s herinnering aan de eerste doopbediening van een nieuwe predikant. H. de Jong Wanneer ouders hun kind vernoemen naar één der grootouders of een ander familielid, dan zal niemand van ons zich daar erg over verbazen. Allen kennen we dit gebruik en velen van ons hechten er zeer aan. Zouden we daarentegen horen dat een kind de naam heeft gekregen van de pre dikant, door wie het gedoopt is, dan zou menigeen van ons dat toch wel erg merkwaardig en ook wat overdreven vinden. Toch is het een tijdlang op enige dorpen op Walcheren - en mogelijk ook daar buiten - een vaste gewoonte geweest om ter gelegenheid van de eerste doop bediening van een nieuwe predikant, de dopeling(e) naar hem te vernoemen. In hoeverre het hier gaat om een speci fiek Walcherse of Zeeuwse gewoonte, is vooralsnog niet geheel duidelijk. Het volgende kon echter worden vastge steld: Westkapelle. Van een collega hoorde ik enige jaren geleden, dat in de vorige eeuw te West kapelle de volgende gewoonte bestond: het eerste kind dat door een nieuw gekomen dominee gedoopt werd, kreeg als doopnaam de (volledige) naam van de betreffende predikant. Als voorbeeld wist hij te noemen: Jacob Binneweg Gabrielse. De „voornamen" Jacob Binneweg hadden in dit geval be trekking op ds. J. Binneweg, die in het verleden predikant te Westkapelle was en die destijds aan de genoemde per soon de doop had bediend. Om enig inzicht te verkrijgen in de juist heid van dit verhaal en zo mogelijk ook in de betekenis van dit doopgebruik, is een beknopt onderzoek2) verricht in het Rijksarchief in Zeeland. De resultaten hiervan, aangevuld met gegevens van Van Alphen (1909) en Baart (1 889), laten het volgende beeld zien: In 1 823 doet te Westkapelle intrede ds. Johannes Grims; d.d. 4 okt. 1 8273) krijgt een kind de doopnaam: Johannes Grims Dingmans. In 1834 doet intrede ds. Jacob Binne weg; d.d. 29 dec. 1834 krijgt een kind de doopnaam: Jacob Binneweg Gabrielse. In 1851 doet intrede ds. Jacobus Rijs- dijk Takens Lambrechts; d.d. 5 april 1852 krijgt een kind de doopnaam: Jacobus Rijsdijk Takens Lambrechts van Sighem. In 1860 doet intrede candidaat Johan nes Gerhardes Ormel; d.d. 14 dec. 1860 krijgt een kind de doopnaam: Johannes Gerhardes Wes- terbeke. Uit deze gegevens blijkt, dat de dopelin gen inderdaad de volledige naam van de predikant als doopnaam ontvingen. Een uitzondering vormt het laatste geval, de achternaam (Ormel) van de predikant, is dan weggelaten. Waarschijnlijk was echter het laatste, de meest gebruikelij ke gang van zaken. Biggekerke Ook te Biggekerke hield men zich aan de gewoonte de predikant te vernoemen. Dit blijkt uit hetgeen De Rijcke (1906) schrijft met betrekking tot ds. H. J. Bud ding. Hij vermeldt in een noot op blz. 1 05 en 1 06 het volgende: „Veertien dagen later - Zondag 28 December - bediende de nieuwe do minee voor de eerste maal den H. Doop en wel aan HUBERTA JACOBA ADRIANA HUYSMAN, volgens ge bruik dier dagen naar den leraar ver noemd. Bij die gelegenheid schonk deze aan de ouders van de doopelinge een kerkboek met haken van gedreven zilver. Op het schutblad schreef Ds. Budding eigenhandig het volgende: „Ter gedachtenis van HUBERTUS JACOBUS BUDDING, Bedienaar des Woords in de Gemeente van Béker- ke. Bij gelegenheid van zijne eerste Bediening des Heiligen Doops aan HUBERTA JACOBA ADRIANA HUYSMAN op Zondag den 28sten December des Jaars 1 834". Daarnaast staat: „Dat het boek dezer wet niet en wijke van uwen monde, maar overlegt het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen na alles dat daarin geschreven is: want alsdan zult gij uwe wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandelijk handelen". JOZUA Cap. 1 vers 8. Beiden, doopelinge (echtgenoote van JAN MELIS te Biggekerke) en Bijbel, zijn nog in aanwezen". Tot zover De Rijcke (1 906). Ook in andere dorpen. De resultaten van de naspeuringen op het Rijksarchief in Zeeland, wijzen uit, dat naast Westkapelle en Biggekerke nog meer dorpen op Walcheren de do minees in de gelegenheid stelden hun naam te verbinden aan hun eerste dope- ling(e). Zo blijktte Meliskerke, nadat in 1 830 ds. Johan Frederik Wilhelm Köningsfeldt intrede heeft gedaan, d.d. 11 april 1 830 een kind de volgende doopnaam te ont vangen: Johan Frederik Wilhelm Janse. Te Zoutelande krijgt d.d. 23 sept. 1 833 een kind de doopnaam Barendina Hen- drika Wielemaker. Het is vrijwel zeker dat dit de eerste dopelinge van ds. Ba rend Fijnebuik is geweest. Resumé. Uit bovenstaande gegevens en met na me uit hetgeen door De Rijcke (1906) werd vermeld, komen we tot de volgen de voorlopige conclusies: a. Het vernoemen van de predikant ter gelegenheid van zijn eerste doopbe diening vond plaats op meerdere dorpen op Walcheren. b. Te Westkapelle ontving de dopelin- g(e) aanvankelijk de volledige naam van de predikant, later alleen diens voornamen. Dit laatste gebeurde ook op de andere dorpen. c. Zowel een kind van het mannelijk als van het vrouwelijke geslacht kon de eer te beurt vallen naar de dominee te worden vernoemd. d. Uit de woorden van ds. H. J. Bud ding, aangehaald door De Rijcke (1906), kan worden opgemaakt dat de zin of betekenis van het vernoe men, vooral was gelegen in het le vend houden van de herinnering aan de betreffende predikant en diens eerste doopbediening. e. Blijkens de woorden van De Rijcke (1 906), behoorde reeds aan het be gin van de twintigste eeuw de ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 28