182
„De oesterkuituur, zeer arbeidsintensief,
is de enige vorm van visserij waar vrou
wen ook op zee werkten. Dit gebeurde
bij het uitzetten van pannen in zee. Er
werden namelijk dakpannen uitgezet in
het zeewater, zodat de oesterlarven zich
daaraan zouden hechten. Was dit een
maal gebeurd, dan moesten de larven,
uitgebroed tot oesterbroed zogenaamd
broedjes, van de pannen afgestoken
worden en opnieuw uitgezaaid worden
op oesterbanken. Van tijd tot tijd werden
de oesters opgevist en gesorteerd. Na
ongeveer 5 jaar werden de oesters defi
nitief opgevist en opgeslagen in oester
putten, binnendijkse bassins van waar
uit de oesters tenslotte uit het water
werden gehaald voor de verkoop.
Omdat de oesterlarven zich alleen hech
ten aan een schone en harde onder
grond moesten de pannen eerst afge-
krabt en gekalkt worden voordat ze bij
laag water uitgezet konden worden.
Het opvissen en kruien van de oesters
was voornamelijk mannenwerk. De an
dere taken werden ook of vooral door
vrouwen uitgevoerd. In de oesterkuituur
was men dan ook niet blij met hetverbod
op nachtarbeid voor vrouwen, afgekon
digd in 1 889 in een nieuwe arbeidswet.
Immers, het uitzetten van de pannen bij
laag water moest nogal eens 's nachts
gebeuren. De ontheffing die in 1890
werd verleend voor de drukke periode in
juni, juli en augustus was dan ook een
hele geruststelling"
Uit catalogus „Zelden Rust"p. 13 en 14
over Yerseke, mossel- en oestercultuur.