ZEEUWS TIJDSCHRIFT
JAARGANG 37
nummer 5 -1987
„DE ZEEUWSE UITDAGING
Een visie op Zeeland
Het bezig zijn met het ontwikkelen van
„een visie op Zeeland" klinkt hoogdra
vend en doet vermoeden dat het gaat om
een elitaire intellectuele bezigheid, weg
gelegd voor mensen met grote geesten
en vooruitziende blikken. Niets is minder
waar. Ook een modale burger in een pro
vincie als Zeeland stelt zich af en toe de
vraag hoe de toekomst zich in zijn omge
ving verder zal voltrekken, als het gaat
om een beslissing over een nieuwe baan,
een andere woning, de keuze van zijn
studie of opleiding. Ondernemers van
klein tot heel groot houden zich op ver
schillende plaatsen en niveau's met die
toekomstvisie regelmatig bezig als het
gaat om het nemen van „strategische
beslissingen", zoals het doen van inves
teringen en uitbreidingen, vervangin
gen, nieuwe produkten of diensten of
over de vraag of men zich in Zeeland zal
vestigen. Kortom het ontwikkelen van
een visie op Zeeland is een betrekkelijk
alledaags verschijnsel wat op zich niets
bijzonders inhoudt.
Het is daarom des te opvallender dat in
het afgelopen jaar regelmatig de aan
dacht gevestigd werd op gebeurtenis
sen welke voor de toekomstige ontwik
keling van Zeeland te denken gaven. Het
symposium „Zeeland na 2000" van de
Maatschappij van Nijverheid en handel
is zo'n voorbeeld, maar er zijn er meer.
De 4e nota van de Rijks Planologische
Dienst, waarin alle aandacht uitgaat
naar de „Randstad" en voor Zeeland
slechts een agrarisch-recreatief per
spectief resteert. En het betoog van prof.
Klaassen onder de titel „De Gouden Del
ta", waarin hij wijst op het verschuiven
van mondiale ontwikkelingspolen van
West-Europa naar de Pacific, waar de
„gouden ontwikkeling van de Delta" uit
de jaren 60 zeker onder zal lijden en een
heroriëntatie in de Delta noodzakelijk
maakt. Maar ook een blik op de nuchtere
cijfers van de demografische ontwikke
ling laat een veranderd beeld zien dat
tenminste tot nadenken stemt. Nog tal
van andere voorbeelden zouden ge
noemd kunnen worden, welke aanlei
ding zijn eens opnieuw over het toe
komstperspectief van Zeeland na te
denken, zoals het huidige en waar
schijnlijk ook het toekomstige rijksbe
leid dat weinig of geen kansen biedt om
de achterstand op het gebied van de
overheidsvoorzieningen met de daaraan
verbonden arbeidsplaatsen in te halen,
en de financiële noodzaak tot afslanking
van het rijksapparaat dat juist een pro
vincie als Zeeland treft. Ook de bedrijfs
ontwikkeling in de landbouw met zijn
overschot problematiek hoort daarbij.
En voor hen die politiek actief zijn zal on
getwijfeld ook gelden dat nieuwe partij
programma's altijd een nieuwe her
oriëntatie en discusssie met zich mee
brengen.
Wie een visie op de Zeeuwse toekomst
wil ontwikkelen moet zich op voorhand
realiseren dat naast omstandigheden
die beïnvloedbaar zijn er ook tal van fac
toren zijn die zich geheel buiten de in
vloed van een provinciebestuurder vol
trekken. Zonder een kwantitatieve ver
gelijking te maken hou ik het er maar op
dat de externe factoren duidelijk over
heersen. Nu geldt dit voor vele bestuur
ders en provincies. Voor Zeeland echter
in het bijzonder omdat met name auto
nome economische ontwikkelingen
slechts in beperkte mate in Zeeland
plaatsvinden. Belangrijke sectoren van
de industrie, zoals de (bulk)-chemie en
alles wat daarvan afhankelijk is, worden
geleid door beleidsmakers („decision
makers") buiten de provincie (Brussel-
Den Haag) beslist. Dit nadeel is echter
eerder een stimulans om een visie op de
toekomst - te trachten - te ontwikkelen
dan een reden er maar van af te zien.
Nu zal elke politieke partij zijn program
ma baseren op ideologische of levens
beschouwelijke uitgangspunten. Een
enkele pragmaticus daargelaten!
Elk programma tracht zo volledig moge
lijk te zijn. Immers, het weglaten van
sommige aspecten kan uitgelegd wor
J. B. Ventevogei
den als een uiting van onvoldoende be
langstelling voor dat deel van het maat
schappelijk leven. Die kompleetheid
brengt echter het gevaar mee dat hoofd
en bijzaken op eenzelfde lijn gesteld
worden en prioriteitsstelling achterwe
ge blijft.
Vanuit een partijprogrammatische be
nadering is er dus veel voor te zeggen de
problematiek op hoofdlijnen te schet
sen, en accenten te leggen op die zaken
welke prioriteit verdienen. Het spreekt
vanzelf in de Zeeuwse situatie dat een
politiek programma alleen maar uitge
voerd kan worden samen met andere
politieke partijen. Het is derhalve van
belang dat op een aantal hoofdpunten
overeenstemming kan worden bereikt
teneinde te voorkomen dat de koers die
de provincie vaart onvoldoende duide
lijk een gemeenschappelijk bepaalde
koers is. Een beleid dat op een breed
draagvlak steunt, politiek én maat
schappelijk, heeft immers een veel gro
tere kans van slagen dan wanneer het
draagvlak, of consensus, ontbreekt. De
onlangs overeengekomen Hoofdpunten
van beleid: „Zeeland in harmonie" geven
aan dat voor veel punten in de Zeeuwse
politiek een breed draagvlaktevinden is.
Wat niet wegneemt dat er verschillen
van inzicht, ideologisch of praktisch be
paald, aanwezig blijven.
Net als elk verkiezingsprogramma tracht
het zo volledig mogelijk te zijn, met de
zelfde voor- en nadelen als eerder om
schreven ten aanzien van de verkie
zingsprogramma's. Teneinde aan te
kunnen geven wat de hoofd- en bijzaken
zouden kunnen zijn is het gewenst een
visie te ontwikkelen welke de basis kan
vormen voor de toekomstige ontwikke
ling van Zeeland welke kan rekenen op
brede politieke en maatschappelijke
steun. Anders dan verkiezingsprogram
ma's en programma-akkoorden over
collegevorming is het niet gericht op de
korte termijn, maar veelal een ontwikke
lingsperspectief/scenario op lange ter
mijn.