V archeologische kroniek van zeeland over 1 986 192 heuvel had gegraven, overigens met weinig resultaat. Zijn broer, de heer I. A. de Zwart, nu wonende in Egmond Bin nen, heeft hem er indertijd op gewezen dat dit niet „mocht" en als pleister op de wonde enkele dia's met meetstok van het gat genomen. Nu is DeZwart geheel overtuigd van de waarde van de terp en zou hij hem het liefst op de monumen tenlijst geplaatst zien. Later in het jaar verzamelde H. Hendrikse bij een verken ning van de heuvel nog een hoeveelheid 12de-eeuwse ceramiek. Late Middeleeuwen Arnemuiden - Kraaijenholseweg (afb. 24-25) Tijdens een verkenning in het voorjaar van 1 986 werd op de pas geploegde ak ker van A. Louwerse aan de Kraaijenhol- seweg in de gemeente Arnemuiden een omvangrijke concentratie baksteenpuin en scherven waargenomen. Omdat de vrees bestond dat na verloop van enkele jaren de funderingssporen zouden zijn uitgewist, werd besloten tot een beperkt onderzoek. Studenten van de Christelij ke Pedagogische Academie in Middel burg o.l.v. hun leraren C. F. Bos en J. J. Groen namen in augustus het verken nend archiefonderzoek en het archeolo gisch veldwerk voor hun rekening. De technische en wetenschappelijke lei ding berustte bij respectievelijk B. Oele, medewerker van het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten en de provinciaal archeoloog. De kosten werden gedra gen door de provincie. Afb 24 Opgravingsplattegrond Arnemuiden - Kraaijenholseweg. Legenda: zwart met dikomlijnd wit: muren en spaarbogen; dunomlijnd wit: ingra vingen ten behoeve van de aanleg van de funderin gen; gepuncteerd: gracht. In het bewuste terrein kon de fundering worden opgetekend van een rechthoe kig stenen gebouw met een funderings lengte van 1 7 meter en een breedte van 1 0 meter. De hoeken en het midden van de lange zijden waren tot op 3 meter N.A.P. gefundeerd op een laagje puin. Het muurwerk was bewaard gebleven tot ca 1.40 meter N.A.P. De stenen waren gemetseld in Vlaams verband en hadden een afmeting van 32x15x7.5 centimeter. De muurstukken werden met elkaar verbonden door spaarbogen. Aan de noordwestzijde bevond zich een zwaar gefundeerde vierkante uitbouw van 1.5 meter, waarschijnlijk het restant van een traptoren. Aangezien de boven kanten van de spaarbogen niet meer aanwezig waren en de grondsporen in schone zavelige klei lagen, zal het ter rein om het huis flink opgehoogd zijn geweest. Op verschillende plaatsen wa ren kleine steunberen aanwezig. Een beerput werd niet aangetroffen, wel een in de zuidmuur opgenomen stortkoker, waaruit de hieronder beschreven vond sten afkomstig zijn. De koker reikte tot op de funderingsdiepte van het muur werk. Een aantal proefsleuven maakte duidelijk dat het gebouw excentrisch was gelegen op een ca 30x44 meter groot omgracht terrein. De gracht had een wisselende breedte van 5 tot 8 me ter en was op het diepste punt tot 2.75 meter— N.A.P. uitgegraven. Een tweede zoeksleuf in de richting van het voorma lige dorp Nieuwerkerke leverde geen aanwijzingen op voor een brugconstruc- tie. In de noordelijke zoeksleuf werd aan de binnenzijde van de gracht enig in vrij los verband liggend muurwerk aange troffen met een steenmaat die bedui dend kleiner was dan die van het hoofd gebouw. De gracht leverde aan de basis nauwelijks vondsten op. Bovenin be vond zich evenwel een puin- en scher- venlaag die daar terechtgekomen moet zijn bij de latere egalisatie van het opge hoogde binnenterrein nadat het hoofd gebouw was afgebroken. De kleine stortkoker leverde tal van vondsten op. Naast een tweetal bijna complete stuks aardewerk waren vele houten voorwer pen aanwezig. Het houtwerk bestond uit kommen, taps toelopende pennen, klei ne duigen, een lepel en een zool van een trip. De houtsoorten waren: grote en kleine bak: Betula pubescens of Betula pendula (berk); pennen: 1 x üuercus sp. (eik), 1 x Fraxinus excelsior (es); duig: Quercus sp.; trip: Salix sp. (wilg)23). Het aardewerk kan in het midden van de 14de eeuw worden gedateerd; het hout laat zich lastiger dateren. De datering van de inhoud van de stortkoker kunnen we als ontstaansdatum voor het gebouw en de omgrachting aanhouden. Het oud ste materiaal in de egalisatielaag gaat tot dezelfde tijd terug (o.a. holle stelen van koekepannen van rood aardewerk). Aangezien geen majolica en ander 1 7de-eeuws aardewerk is aangetroffen heeft het gebouw waarschijnlijk hetzelf de lot ondergaan als de kerk van Nieuw erkerke, namelijk afbraak in het midden van de 1 6de eeuw en hergebruik van de stenen voor de zeewering en verdedi gingswerken van (Nieuw) Arnemuiden in de periode van 1591-1 594. Het opgegraven omgrachte gebouw aan Afb. 25 Opgraving Arnemuiden - Kraaijenholseweg vanuit de lucht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 40