„de zeeuwse uitdaging" 162 Hoe kijken we tegen onze eigen pro vincie aan? Om een gefundeerd antwoord te geven op deze vraag zou terruggevallen moe ten kunnen worden op recent onderzoek naar de belevingswaarde van het eigen woongebied onder de Zeeuwse bevol king. Aangezien dit onderzoek niet voor handen is, moet volstaan worden met een oordeel gebaseerd op eigen waar neming. Dit hoeft op zichzelf niet zo'n bezwaar te zijn, want iedereen heeft wel een mening over wat hij of zij van de po sitieve aspecten van het wonen in Zee land vindt. Natuurlijk is het denkbaar dat waarnemers van buiten de provincie een heel andere analyse zouden maken. Voor het doel van dit betoog is dit echter geen overwegend bezwaar. Van belang is zowel wat vinden deskundigen van de aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten van Zeeland en wat vinden „wij inwoners van Zeeland" ervan. Onder staande opsomming heeft geen andere pretentie dan de - enigszins gesondeer de - persoonlijke mening mijnerzijds. Een zogenaamde sterkte/zwakte analy se zou er als volgt uit kunnen zien: Sterk - het land waar het leven goed is: landschap in al zijn facetten; rust, ruimte; het rustiger levensritme (geen stress-klimaat); veiligheid (criminaliteit); - korte lijnen in relatie tussen burgers onderling, bestuurders onderling en tussen burgers en bestuurders; - uitstekende openluchtrecreatie; - redelijk stabiele arbeidsplaatsen (landbouw/visserij/industrie). Zwak - verkeersverbinding nog steeds niet voldoende; - slechte voorzieningen actieve en passieve cultuurbeoefeningen; - geen „grote stads" voorzieningen voor actieve en passieve recreatie; - geen „top"-ziekenhuis, geen univer siteit en beperkt HBO-aanbod; - smalle werkgelegenheidsstructuur; - somber verwachtingspatroon voor verdere ontwikkeling (zie demogra fische cijfers). Wanneer de positieve en negatieve zijde van Zeeland, zoals de eigen inwoners die ervaren, worden opgeteld dan kan zo'n optelsom natuurlijk slechts leiden tot al gemene en globale conclusies. Duidelijk wordt dan dat het groene en landschappelijke van Zeeland tesamen met de voordelen van de kleinschalig heid hoog scoren. Ook is duidelijk dat sommige aspecten in absolute zin te genstrijdig zijn. Kleinschaligheid toejuichen en de „gro te stad missen" is door zijn aard tegen gesteld, waarbij direkt de kanttekening hoort dat de grote stad, waarin van de S/ Z-analyse sprake is, zeker niet gelijk is aan de grotere gemeenten van Zeeland. Grote steden met een voorzieningsni veau van meer dan 100.000 inwoners kennen we immers in Zeeland bij lange na niet. Met andere woorden: de geo grafische structuur van onze provincie welke voornamelijk bepaald wordt door de voormalige eilanden heeft voor- en nadelen met zich meegebracht. Aan de ene kant het handhaven van het eigen karakter van de streek (voormalig ei land) maar mede daardoor ook geen concentratie van de hele provincie op één stad. Aan de negatieve kant valt een gemis op aan werkgelegenheidsper- spectieven en aan welzijnsvoorzienin gen voor de eigen bevolking. Het spreekt vanzelf dat wie over de toe komst van Zeeland nadenkt altijd de sterke punten wil behouden en de zwak ke tracht te veranderen. Net zo goed als sterke punten buiten je wil om kunnen veranderen kunnen sommige zwakke punten met de beste wil van de wereld niet weggewerkt worden. Zoals het wer ken aan de bouw van één of meerdere grote steden in Zeeland teneinde dit voorzieningsniveau binnen te halen. Of het binnenhalen van deZeeuwse univer siteit. Andere zwakke punten daarente gen zouden wel degelijk voor verdere aanpak in aanmerking komen, zoals de verbreding van de werkgelegenheids structuur, verbetering verkeersverbin dingen en het voorzieningsniveau in cul tuur en sport. Bovendien moet het toch ook niet als ondenkbaar en onhaalbaar beschouwd worden als reeds sterke punten als landschap en natuur nog ver der verbeterd zouden worden. Rust in ontspanning. Landschap bij Borssele: overblijfsel van de oude Zwake. (foto: Jaap Wolterbeek)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 6