varen voor de kamer Zeeland van de V.O.C.
214
stelling gaf op zijn beurt de jongens een
zakgeld. Het verschil tussen de bedra
gen was het voordeel voor het tehuis,
dat bovendien de kost en inwoning van
de pupillen uitspaarde. Veruit de mees
ten monsterden aan als „jongen" of als
„jong matroos". Maar de Middelburgse
wezen vervulden allerlei rangen, van
hoog tot laag, onder meer onderkuiper
en opperkuiper, derde en vierde mees
ter, onder- en oppertimmerman, consta-
pelsmaat en constapel, onder- en opper-
zeilmaker, bootsmansmaat, krankbe-
zoeker en ziekentroostersjongen. Net als
bij „gewone" zeelui was promotie moge
lijk. Velen, als „jongen begonnen, wer
den na verloop van tijd als vierde mees
ter of als derde waak aangesteld. Een
enkeling bracht het uiteindelijk zelfs tot
schipper. De gages welke door hen wer
den gewonnen waren echter gering en
ondergingen in de tweede helft van de
achttiende eeuw nauwelijks wijzigin
gen. Zij varieerden van zeven gulden per
maand voor een „jong matroos" die zijn
eerste reis maakte tot tien gulden voor
een jongen die al eerder naar de Oost
was geweest. Onderofficiersrangen,
zoals vierde meesteren constapelsmaat,
werden met twaalf tot veertien gulden
per maand, beter betaald, zij het nog al
tijd minder dan „volwaardige" krachten.
De meeste jongens verkozen vrijwillig
de lange reis naar Indië te maken. Vrij
wel altijd werd door de regenten van de
weeshuizen aan dit verzoek gehoor ge
geven. Het kwam nogal eens voor dat
een oudere varende broer aanleiding
voor de jongens was zich aan te melden.
De lotgevallen van de wezen Van der
Plas illustreert dit. Op 20 januari 1779
komen de drie broers, in de leeftijd van
1 6, 1 3 en 9 jaar oud, in het Burgerwees
huis van Middelburg. Hun moeder was
reeds lang overleden en onlangs was de
vader verdronken, zodat zij door een
oom in het weeshuis werden geplaatst.
Op 4 augustus 1 780 geeft de oudste van
de drie, Johannes, te kennen dat hij is
aangenomen als derde waak op het
schip de „Bodt". Hij had al eerder een
reis in dienst van de Compagnie ge
maakt. Tegelijkertijd verzoekt zijn broer
Frans als „jong matroos" naar Indië te
mogen. Hoewel hij nog erg jong was -
hij was nog geen 11 jaar - stemden de
regenten toe, daar zij er op vertrouwden
dat de oudere broer enig toezicht zou
houden. Inmiddels was de derde broer,
Arie, de middelste, ook toegelaten aan
boord van de „Bodt". Op 10 november
rapporteert Johannes dat hij verzocht
had zich „aan de tafel te mogen kopen",
hetgeen hem werd toegestaan. Daar
voor kreeg hij twee maanden gage op de
hand.
Van Johannes en Arie maken de notulen
van de vergaderingen van de regenten
van het Burgerweeshuis weinig melding
meer. Van Frans' levenswandel des te
meer. Aanvankelijk levert Frans weinig
problemen op voor het weeshuis. In de
zomer van 1 784 is hij terug in Middel
burg, om in het najaar opnieuw naarAzië
te vertrekken a\s„jongmatroos"met een
gage van tien gulden, drie gulden hoger
dan tijdens de vorige reis. Als hij op 1 8
juli 1789 gerepatrieerd is, verzoekt hij
tot voortzetting van zijn fortuin bij
Monsr. Van der Lei je onderwijs in de
Stuurmanskonst en Zeevaart"Xe mogen
nemen. Begaan met het lot van hun
wezen stemden de regenten in met deze
investering in de toekomst. Op 14 au-
gus-tus daaraanvolgend wordt in de
vergadering van de regenten gemeld dat
door verregaande Brutaliteiten en onge
regeldheden"in het weeshuis, in het huis
waar hij tijdelijk logeert, als ook bij de
heer Van der Leije, hij, ter voorkoming
van erger zal worden gebragt bij een
der Volkhouders binnen deze Stad om al
daar te blijven opgesloten tot de eerste
bekwame gelegenheid die zig zal opdoen
om in dienst van d'Oost Comp. te worden
aangenomen H ij zal voorlopig de colle
ges in de stuurmanskunst niet meer mo
gen volgen. Tussenkomst van een bur
gemeester, die nog wilde zien of Frans
en zijn vriend, die soortgelijke ondeug
den had begaan, zich niet wilden „bete
ren", had geen resultaat. Beide jongens
weigerden hun goede wil te tonen door
zich vrijwillig op het schip de „Alblasser-
dam" te laten aannemen. Een nieuw be
zoek van de burgemeester had meer
succes. Frans toonde berouw en beloof
de aan te zullen monsteren. Toen hij zich
bij het Oostindisch Huis meldde echter,
bleek dat daarjuist op die dag geen volk
werd aangenomen. Zijn vriend had zich
deze dag ziek gemeld. Maandag daarop
volgend, beloofde Van der Plas, zou hij
zich opnieuw vervoegen bij het kantoor.
Gemeend of niet, eind september werd
Frans overgebracht naar de „Alblasser-
dam" en op 24 oktober voer dit schip uit
met de recalcitrante Van der Plas aan
boord als „jong matroos" met een gage
van elf gulden per maand.
Als Frans van der Plas in 1791 heelhuids
in Zeeland terugkeert met het schip de
„Leviathan", te zamen met zijn broer Jo
hannes, die het inmiddels tot schipper
heeft gebracht, wordt al spoedig duide
lijk dat zijn gedrag aan de wal nog steeds
onaangepast is en de regenten probe
ren, na eerst een coulante houding te
hebben aangenomen, hem zo spoedig
mogelijk weer naar zee te sturen. Aan
vankelijk hadden de regenten hem op
nieuw toestemming gegeven, na diens
verzoek daartoe, opnieuw de lessen in
de stuurmanskunst te volgen. Echter al
spoedig kwamen zij op hun beslissing
terug, toen hen het bericht bereikte dat
Frans zig aan een buitenspoorig ge
drag schuldig maakt en volgens informa
tie zich dagelijks op de Schouwvagerssin-
gelin zekere herberg"ophoudt. Tussen-
„Arm School of Wees-Kinder-Huys" te Middelburg. Kopergravure uit M. Smallegange, Cronyk van Zeeland,
tussen pag. 448 en 449. RAZ, Zelandia lllustrata II, 670.