varen voor de kamer Zeeland van de V.O.C.
220
augustus schrijft hij in het scheepsjour
naal: „Koomen in Zee na 2 maande en 15
daagen in 't Canaai en twee Enge/sche
havenen droevige omstandigheden te
hebben uijtgestaan, zijnde 't getal der
overleedene 119 dooden en zeer weijnig
bevaare volk aan boord zig bevindende.
Hoopte verder op Gods goedertheid,
Amen". Als het schip op 22 december
de Kaap bereikt, „na een ongelukkige
re ijs met ons weijnig bevaare volk, die
dog nog meest alle met scheurbuijk beset
waaren is het aantal verder opgelopen
en bij aankomst in Batavia, op 19 juni
1772, bleken 136 opvarenden de reis
niet te hebben overleefd53).
In de periode van januari tot en met half
oktober 1772 stierven in het Compag
nieshospitaal in Batavia maar liefst
1.752 mensen. Te zamen met hen die
onderweg omkwamen verloor de V.O.C.
in ruim tien maanden op één na 3.700
mensen54). Wanneer de zeven Zeeuwse
schepen apart worden bekeken, is het
aantal sterfgevallen naar verhouding
niet minder: 61 5 van de 1.994 koppen.
Daarmee wordt het gemiddelde zelfs
iets overschreden: 30,8%. Wanneer de
drie Zeeuwse driedekkers afzonderlijk
worden bezien, dan blijkt dat, ondanks
de geclaimde mogelijkheid tot het in
quarantaine kunnen houden van lijders
aan besmettelijke ziekten, het aantal
sterfgevallen procentueel ongeveer
even hoog is als het gemiddelde:
25,6%.
Naast ziekten als scheurbuik, tyfus en
dysenterie, waren ongevallen aan boord
en vooral het vergaan van schepen be
langrijke doodsoorzaken. Blijkens con
temporaine overzichten van veronge
lukte schepen zijn tussen 1721 en 1 741
20 schepen onderweg naar Azië ver
gaan.Tussen 1 760 en 1 7 80 troffen, vol
gens de tellingen van Mathias Pous, 1 9
thuisvarende schepen dit lot55). Uit een
onlangs afgesloten groot kwantitatief
onderzoek naar de scheepvaart op Azië
door de V.O.C. blijkt dat in het tweede
kwart van deachttiende eeuw, zowel ab
soluut als relatief gezien, meer schepen
zijn vergaan dan in welke periode dan
ook gedurende het bestaan van de
Maatschappij. Wel moet daarbij een on
derscheid worden gemaakt tussen de
uit- en thuisreis. Het aantal thuisvarende
schepen dat verongelukte is ongeveer
tweemaal zo hoog als het aantal uitva
rende dat de eindbestemming niet be
reikte. Van 1 725 tot en met 1 749 is niet
minder dan 6,3 ofwel 44 schepen, op
een thuisreis vergaan. In dezelfde perio
de verging 3% (26 schepen) op weg
naar Azië56).
De meeste uitvarende schepen vergin
gen op het eerste deel van de reis. Menig
schip kwam niet verder dan de wateren
aan de zuidkust van Engeland. Voor
thuisvarende schepen waren de Indi
sche Archipel en het gebied rondom
Kaap de Goede Hoop gevaarlijke zeil-
gronden. Andere plaatsen waar Oostin-
diëvaarders strandden waren vooral de
westkust van Australië, de kusten van
het voormalige Ceylon, India, Madagas
car en Mauritius en in de buurt van de
Kaap Verdische Eilanden. Ook de
Zeeuwse wateren waren verraderlijk en
slechts te bevaren met een ter plaatse
goed bekende loods. Alleen al in de
Scheldemond liggen 12 wrakken van
V.O.C.-schepen, waarvan er vier voor de
kamer Zeeland en acht voor de kamer
Amsterdam voeren. Negen van detwaalf
ongelukkige schepen waren uitva
rend57), zodat voor een aantal schepe
lingen de betrekking bij de kamer Zee
land maar enkele mijlen lang is geweest,
alvorens het noodlot toesloeg. Tenslotte
kan ook de kust van Schouwen-Duive-
land worden genoemd als plaats waar
enige schepen ten onder zijn gegaan.
In totaal keerden van de circa 1 miljoen
mensen die op de schepen van de V.O.C.
zijn uitgevaren er maar ongeveer
340.000 terug in patria58). Van de
225.000 die vermoedelijk voor de ka
mer Zeeland de reis naar Azië aanvin
gen, zal eveneens ongeveer tweederde
deel niet zijn teruggekomen. Echter, uit
gaande van Roos' schatting dat van de
50.000 uitgevaren Zeeuwen ongeveer
20.000 hun geboortegrond niet meer
hebben gezien, ofwel tweevijfde deel,
zou dat betekenen dat het percentage
teruggekeerden voor de kamer Zeeland
hoger zou zijn59). Het is niet geheel dui
delijk of de sterfte aan boord van de
Zeeuwse schepen minder was dan op
die van andere kamers. En of de behan
deling en verzorging aan boord van
Zeeuwse schepen positief of negatief af
stak in vergelijking met andere kamers,
is niet met zekerheid te stellen. Wellicht
waren de driedeksschepen beter geou
tilleerd, waardoor de leefomstandighe
den gunstiger en het aantal sterfgeval
len minder waren, maar het onomstote
lijke bewijs hiervoor is nog niet geleverd.
Zeker is dat de gevaren voor alle opva
renden groot waren. Statistisch gezien
was op de uitreis het risico van sterfte
door ziekte het grootst, terwijl op de
thuisreis dit vooral het gevolg was van
het verongelukken van het schip.
De kamer Zeeland van de Verenigde
Oostindische Compagnie was een be-
Thuiskomende V.O.C.-schepen op de rede van Vlissingen. Op de spiegel van het rechtse schip is te lezen ,,'T
Huys Om", naar een buitenplaats van een Zeeuwse bewindhebber. Kopergravure van M. de Sallieth, 1781.
RAZ, Zelandia lllustrata III, 235.