over boeken 232 Ds. Pieter van Dijke (1 812-1883), die zijn gemeente tot bloei bracht. Op 14 mei 1987 kwam de Philipsdam officieel tot stand. land fameuze predikanten gehad, die een plaats kregen in de vaderlandse kerkgeschiedenis, zoals Pontiaan van Hattem in de 1 7e eeuw en Pieter van Dij ke in de 1 9e eeuw. Van Dijke liep nog in de predikantskleding van de 18e eeuw met steek en kuitbroek. De stof is evenwichtig over de verschil lende hoofdstukken verdeeld. De laatste zinnen van het Tot besluit citeren wij: „Sint Philipsland probeert op haar wijze de gemeente aantrekkelijk te maken en te houden. Een kenterend getij vraagt om een passend antwoord. Vanuit haar eigen verleden zal ook deze gemeente moeten en kunnen zoeken naar wegen om Sint Philipsland te laten blijven wat het is, een eiland in de Zeeuwse delta." M.P.d.B. Het boek kan besteld worden bij de Firma J. Verwijs, Voorstraat 4, Sint Philipsland door overmaking van f 25,- (inclusief verzendkosten) op bankrekeningnr. 36.26.54.948 ten name van Rabobank te Sint Phi lipsland (gironr. bank: 490835). Johanna Kruit. Voorheen te Orisande. Thomas Rap. Amsterdam, 1987. Prijs f 22,50. De poëzie kent vele verschijningsvor men. Of een gedicht nu in de vorm van „light verse" of bijvoorbeeld een traditioneel sonnet tot je komt, is minder belangrijk dan wat het je suggereert. Van belang blijft het echter wel: de dichter zal im mers die vorm kiezen die het meest in overeenstemming is met wat hij zeggen wil. Waar het om gaat, in een goed gedicht, is wat bij jou via de vórm van die vorm en de rest van de inhoud (in het eerste schuilt de inhoud immers al ten dele) wordt opgeroepen en dat is weer iets dat achter het gedicht schuil gaat. Als je daar ontvankelijk voor bent. Want wat Borges aanhaalde over de bijbel - er zijn evenveel bijbels als er lezers van de bij bel zijn - gaat ook op voor een goed ge dicht. En dat impliceert meteen een ander ken merk van een goed gedicht: gelaagd heid. Het impliceert ook herkenning. Herkenning van iets met een algemene gelding, maar een wisselend uiterlijk. Vandaar de opvatting dat een gedicht al ergens bestaat voor het door de dichter wordt blootgelegd. Maar daar wil ik niet naartoe: ik wil de diepte in. Naar Vest- dijks glanzende kiemcel, die het vermo gen tot alles in zich draagt, jong en nieuw zich alle kanten op zal kunnen ontplooien, en die tegelijkertijd het oud ste is dat er is, ze bestaat immers bij de gratie van het voorouderlijke. Iets heel gewoons dus, en tegelijkertijd zo bijzon der - het bijzondere is voor iedereen weer iets anders - dat het niet letterlijk, maar slechts bij benadering, suggestief, is weer te geven. Johanna Kruit. Als je zó denkt over poëzie, dan is Voor heen te Orisande, de nieuwste gedich tenbundel van Johanna Kruit, „niet voor jou geschreven". In vrije sonnetvorm beschrijft Johanna Kruit een wandeltocht die ze met haar man Henk Barentsen door de kustgebie den van de Zeeuwse eilanden heeft ge maakt. Soms lijkt de techniek, zelfs een vrije dichtvorm vraagt daar nog om, opgeof ferd aan de beschrijving: de verzen ma ken meer dan eens een niet melodieuze indruk en er is een overdaad aan woor den, vooral aan stereotypen. Eén of twee keer een constructie als Ooit kon ik waar ik keek beslissen wat ik zag", „Jij legt in beelden vast wat er nog over is van wat eens toekomst was" of „Men duikt nog steeds naar wat ooit waar moet zijn geweest" kan mooi werken, maar je moet er niet te vaak gebruik van maken. Zeeuwse stemmingen weet Johanna Kruit mooi te verwoorden en aparte vondsten Kleine geluiden roepen zacht") ontbreken ook niet, maar toch krijg ik het gevoel dat deze sonnetten de breedte ingaan, niet de diepte. „Ik mis wat ik niet zeg want ken voor dit gevoel de woorden niet", luidt een regel uit Vlissingen (Boulevard). Door deze op vatting ontbreekt het suggestie-element

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 30