in hoeverre kan zeeland zelf kiezen?
206
Een nieuwe verbinding ontsloten: Prinses Juliana opent op 5 november 198 7 met reuze-sleutel de weg over de
pijlerdam. (Foto: Jaap Wo/terbeekl.
Noodzakelijk
Uit het voorgaande vloeit voort dat een
onderzoek naar een groot aantal facet
ten van het leefklimaat samen dient te
gaan met het ontwerpen van een toe
komstvisie. Beperking ervan tot de zo
genaamde intermediaire kaders is on
voldoende: men komt dan binnen de
kortste keren in het bekende circuit van
autoriteiten en semi-autoriteiten die
toch al op zovele terreinen de voorspel
bare toon plegen aan te geven. Natuur
lijk zullen de uitkomsten van zo'n onder
zoek niet een politiek programma of een
beleidsplan zonder meer kunnen ople
veren. Maar zij kunnen wel aanwijzingen
en bouwstenen opleveren voor een te
voeren beleid.
Dat tegen een onderzoek als omschre
ven bezwaren kunnen (en zullen) wor
den ingebracht staat vast. Bestuurders
en politici hebben de natuurlijke ge
neigdheid te veronderstellen dat zij het,
geadviseerd door hun deskundige amb
tenaren, wel weten. Het zou niet de eer
ste keer zijn dat, bij inspraakprocedures
bijvoorbeeld, achteraf werd opgemerkt
dat men voor de vorming van de eigen
opinie „al die toestanden" niet nodig had
gehad, terwijl, objectief gezien, er toch
echt wel nieuwe dingen naar voren wa
ren gekomen.
Het zou voorts - maar dit terzijde - in de
beeldvorming van Zeeland buiten de ei
gen provincie een positief punt zijn als
het provinciaal bestuur de durf kon op
brengen de bevolking in de gelegenheid
te stellen zich uit te spreken over „nu en
straks".
Gezien de aard, maar vooral de inhoud
van het nieuwe streekplan Zeeland lijkt
combinatie van inspraak daarover met
het algemene beeldvormingsonderzoek
minder voor de hand te liggen.
Er is overigens al eens eerder sprake ge
weest van een onderzoek naar factoren
die het leefklimaat in Zeeland bepaalden
en wel aan het einde van de jaren zestig.
Daarbij ging het ook om het beeld van
Zeeland dat elders in het land bestond.
Het toenmalige college van gedeputeer
de staten heeft voorstellen daaromtrent
van de hand gewezen. Dit negatieve
besluit werd onder andere ingegeven
door de vrees dat de uitkomsten van het
onderzoek voor het Zeeuwse imago wel
eens niet zo gunstig zouden kunnen zijn.
Acquisitie
Het is interessant te weten welke de aan
leiding is geweest tot het destijds afge
wezen onderzoeksvoorstel.
In die periode - tweede helft van de ja
ren zestig - had de provincie, tezamen
met enkele Zeeuwse gemeenten, een
advertentiecampagne lopen in de Far
East edition van het Amerikaanse blad
Journal of Commerce. Ergens op de 28e
of de 36e pagina van de krant stond en
kele malen een piepkleine advertentie
(soms vergezeld van een opwekkend re
dactioneel stukje), waarin op het gunsti
ge vestigingsklimaat van Zeeland werd
gewezen. Waarom juist op deze wijze en
in deze editie van dit blad werd geadver
teerd is nooit duidelijk geworden.
Toen het advertentiecontract was afge
lopen is contact opgenomen, voor een
mogelijk vervolg op een andere manier,
met een internationaal opererend adver-
tentie(advies)bureau in Amsterdam. Dat
bureau wilde graag adviseren, maar
diende daarvoor dan wel op de hoogte te
zijn van de Zeeuwse wervingsfilosofie.
Die bleek niet te bestaan, afgezien dan
van de voornemensen de activiteiten die
moesten leiden tot de komst van meer
basis-industrieën in Vlissingen-Oost en
bij Terneuzen.
Een volgende vraag van het advertentie
bureau was die naar gegevens over het
beeld dat in en buiten de provincie be
stond. Aangezien ook die niet bestonden
luidde het advies: u moet dat na laten
gaan. Men wees daarbij op het toen nog
jonge bureau Interview. Medewerkers
daarvan zagen, na diepgaande gesprek
ken in Zeeland, kans een goed onder
zoeksprogramma optafel te leggen. Er is
niets van gekomen.
Waarom dit oude verhaal opgerakeld?
Omdat de conclusie moet zijn dat er in
feite nooit een doelbewust, duidelijk,
consistent en continu acquisitiebeleid is
gevoerd. Dat was in de periode van ont
sluiting van de al genoemde industrie
gebieden ook niet zo nodig: we moesten
het van de „grote jongens" hebben,
want de „kleintjes" zouden toch niet ko
men; die zouden veel meer op hun plaats
zijn in bijvoorbeeld Brabant. En verder
brachten basisindustrieën toch wel hun
toeleveringsbedrijven met zich mee.
Op zichzelf is dat beleid geslaagd. De la
ter opgetreden stagnatie in de industrie
vestiging was het gevolg van een alge
mene economische malaise.
Voor het heden lijkt het Zeeuwse acqui
sitiebeleid toe aan een grondige herij
king en herziening. Die hoeft niet te
wachten tot het ogenblik waarop een
toekomstvisie is ontwikkeld. Interne
Zeeuwse tegenstellingen zullen geen rol
(meer) mogen spelen. Er zal voor de ac
quisitie meer geld nodig zijn dan nu be
schikbaar is.