V de departementale geneeskundige inspectie in zeeland en de geneeskundige voorzieningen op het zeeuwse platteland 17 vroeg aan de Raad van Binnenlandse Za ken, terecht zich baserend op de teneur van art. 1 7 en 1 8 van haar instructie: ze kon moeilijk toezicht gaan uitoefenen zonder te weten op wie dan wel. Maar zoals in meer gevallen kreeg de commis sie als antwoord dat gewacht moest worden tot de definitieve wetgeving was goedgekeurd26). Niets typeert de eeuwenlange verwaar lozing van het platteland treffender dan deze actie van de commissie: er was geen instantie die wist wat er aan de hand was en wie nu precies waar wat deed. Het was een witte vlek, een terra incognita, waarin geleidelijk en uiterst moeizaam en traag enige duidelijkheid kwam. Pas in 1806 kwam een overzicht gereed van alle bekende geneeskundi gen, waarmee in 1803 een begin was ge maakt. De praktijk rechtvaardigde de doelstel lingen achter de door de overheid geno men maatregelen en ontworpen con cepten volkomen. Toen de mist van de velden was opgetrokken bleek pas hoe ingewikkeld de toestand was. Al in de- cember1802 kwamen er nieuwe richtlij nen; in mei 1803 volgden de conceptver ordeningen; in maart 1804 kwam de de finitieve wetgeving. Intussen zat de commissie in het schip en moest roeien met de riemen die ze had. Met wat voor soort problemen kreeg ze in de praktijk te maken? In Veere zaten garnizoensartsen die zich ook bemoeiden met de burgerpraktijk. Uiteraard kwamen er protesten van het „Collegium Medicum Verense". De le gerartsen kregen een verbod opgelegd na overleg met de Raad van Binnenland se Zaken; de klachten bleven27). Hoe zat het verder met de academisch geschoolden, de vroedvrouwen, en, niet te vergeten, de kwakzalvers? Wie naar aanleiding van recente berich ten over fraudes met universitaire diplo ma's in bijvoorbeeld Amerika denkt dat er iets nieuws onder de zon is, vergist zich. Ook in 1802 kwam de departe mentale commissie in dit opzicht te staan voor verrassingen ook al was ze wel van een en ander op de hoogte. J. A. Ardesch, bekend door zijn betrokken heid bij het oprichten van de schouw burg in de Zeeuwse hoofdstad, kon een academische bul tonen van de academie in Giessen. Hij bleek daar nooit te zijn geweest.Toch werd zijn diploma geregi streerd in afwachting van gedetailleer der verordeningen. Het was immers „be haald" vóór 180028). In Scherpenisse had zich gevestigd de medicinae doctor J. Snijders en zijn huisvrouw Maria Klos. Met hen had de commissie het nodige te stellen toen bleek dat Snijders zich ook bezighield met zaken die tot het specifieke werkter- Gedeelte van een brief van J. Schenk aan de departementale commissie, waarin hij een opsomming geeft van zijn ervaringen naar aanleiding van de oproep van oktober 1802. RAZ, Archief Geneeskundig toezicht in Zeeland, no. 7. l\y /*c c. o r* c\ /ft kcc i/r/t 'jJxzvv. ff- c/Jif ff y /Zr t f/ t c C 'l i-, f f r T- G u c f C-T-/Ï-V- V,1- o-, - LS - -tTA. --z*- VcA "Yl •nCt*-r z -Vz. 7^ WC K/O f ry (j/_r lC /ff' - /f'c /"Z- VO zA—C_ fozzS- sZ. fct fcZft zit/—9*^ rVeA fZ^ z Zr -f 7 Z" w Cf SL -/c.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 23