de departementale geneeskundige inspectie in zeeland en de
geneeskundige voorzieningen op het zeeuwse platteland
18
rein van de chirurgijn behoorden en Ma
ria Klos zonder wettige aanstelling van
het gemeentebestuur de verloskunde
uitoefende. Toen Snijders naliet zich de
nodige heelkundige bevoegdheid te ver
werven en een campagne begon tegen
de van oudsher gevestigde vroedvrouw
en de dorpschirurgijn, ook naar aanlei
ding van twee ongelukkig afgelopen
verlossingen, waarbij het tot hooglo
pende ruzie was gekomen tussen de da
mes en de heren in aanwezigheid van de
vrouw in barensnood, gingen de heren
De Wind en Baerts als gecommitteerden
naar Scherpenisse om de zaak uit te zoe
ken. Het was de eerste maal dat zo'n in
spectiereis plaatsvond; met ingang van
1 804 werd dit een jaarlijks terugkeren
de taak en die betrof het hele departe
ment. De commissie achtte Snijders' be
schuldigingen ongegrond en hemzelf ie
mand die op ordinaire manier broodroof
pleegde „en ziet zeiven per fas et nefas
en onder den dekmantel der Godsdienst
in te dringen"29). Uiteindelijk vertrokken
Snijders en Klos naar elders.
Van wellicht meer betekeniswas het ge
val Van den Eeckhout, dorpschirurgijn in
Zuid-Beveland. Van den Eeckhout had
een korte vakantie ingelast en toen de
oproep van de commissie alom bekend
werd, bleek ook hij in het bezit van een
academische bul uit Giessen. Hij was
daar evenmin ooit als student geweest
en de commissie, langzamerhand geïrri
teerd door dit soort zaken, informeerde
bij de Raad wat ze hiermee aanmoest.
Geadviseerd werd hem te onderwerpen
aan een examen „desniettemin uit consi
deratie dat door hem bevorens de prak
tijk is geëxerceerd aan hem onverlet la
tende om op die plaatsen waar hij ten
dien tijde heeft gepraktiseerd voorlopig
de praktijk uit te oefenen"30). Deze wat
vreemd aandoende uitspraak wordt be
grijpelijker als we zien hoe de genees
kundige voorzieningen op het platteland
in werkelijkheid waren. Vooral bij vroed
vrouwen bleken dit soort compromissen
vaak onvermijdelijk.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken.
De bewoners van het dorp Ouwerkerk
hadden het niet breed met als gevolg dat
de ene chirurgijn na de andere het er na
1 790 snel voor gezien hield en vertrok.
De mensen waren dan weer aangewe
zen op zichzelf en elkaar, en bij dringen
de zaken op een chirurgijn één uur gaans
van het dorp. Dat kostte extra en van een
stadsdokter kon al helemaal geen spra
ke zijn. Toen C. L. de Graaf uit Oostdon-
geradeel naar Ouwerkerk was gekomen
leek het probleem opgelost, ledereen
was tevreden, maar in 1 802 moest hij in
Middelburg examen komen doen.
Omdat hij weduwnaar was en acht kin
deren had, steunde de gemeente zijn
verzoek om dit gratis te mogen komen
doen. Bovendien wees zij de commissie
op de situatie ter plaatse. De Graaf
bracht zelf het verzoekschrift naar Van
Solingen en informeerde bij die gele
genheid ook meteen naar de beste ma
nier om door het examen te komen dat
hij op 20 februari moest afleggen. Maar
op die dag was het weer slecht; hij kon
niet komen en de datum werd verscho
ven naar de lente.
En zo kwam De Graaf op 7 april naar
Middelburg. Over een examen is nietste
vinden. Wel kreeg De Graaf toestem
ming na een mondeling verslag van Van
Solingen aan de vergadering voorlopig
door te gaan met zijn praktijk31).
Deze situaties deden zich vaker voor.
Veel gemeenten telden niet meer dan
300 inwoners en de commissie kon niet
bij haar beoordeling de belangen van de
mensen in een gebied buiten beschou
wing laten. Ook zou het een misvatting
zijn te denken dat iedere dorpschirurgijn
per definitie maar wat aanklungelde. Er
zijn mensen bij geweest met een prak
tijkervaring waar geen academisch, en
in die tijd vooral theoretisch opgeleide
medicinae doctor, aan kon tippen.
Misschien was de oude scheepschirur
gijn Schenk wel zo iemand. Toen ook hij
hoorde dat er in Middelburg een com
missie was die graag zijn akten en diplo
ma's wilde zien, schreef hij een uitvoerig
curriculum vitae en besloot met een ver
wijzing naar zijn ouderdom. De heren in
Middelburg zouden hem de reis wel wil
len besparen. Inderdaad, hij hoefde niet
te komen en bleef tot zijn dood de zorg
voor de bewoners van Baarland en om
geving tot tevredenheid van de commis
sie waarnemen32).
En moesten Van Solingen en de zijnen
de chirurgijn Cornelissen in Koudekerke
met formaliteiten lastig vallen? Inwo
ners van het dorp, 1 20 in getal, stuurden
een ondertekende verklaring ten gunste
van hem op. Hij was, schreven zij, erva
ren en in de praktijk geoefend. Overi
gens zou hij in 1 804 examen doen, maar
voorlopig liet de commissie hem onge
stoord33).
Deze ontwikkeling waarbij men steeds
meer inzicht kreeg in de werkelijke toe
stand en vaak alleen een compromis
hieraan recht deed, loopt weer parallel
met het beleid van de, eveneens nieuwe,
onderwijsinspectie. Ook hier ging het
niet aan om oude dorpsonderwijzers die
het op hun manier goed deden abrupt
aan de kant te zetten. Oudedagsvoorzie
ningen ontbraken in deze tijd34).
De vroedvrouwen vormden eigenlijk een
geval apart. Afgezien van de onvermij
delijke irritaties en fricties daar waar ook
een chirurgijn-vroedmeester was geves
tigd, kende de specifieke aard van hun
beroep een aantal bijzondere kanten.
Hier immers kon hulp nauwelijks uitstel
dulden; onjuiste of onbevoegde hulp
had niet zelden voor moeder en/of kind
ingrijpende gevolgen, maar hoe dikwijls
was er geen kundige vroedvrouw bij de
hand en moest een buurvrouw of wedu
we de moeder bijstaan in de „uren van
benauwenis".
Uit de notulen van de departementale
commissie komt naar voren dat deze
kant van de medische professie steeds
weer haar aandacht vroeg en de corres
pondentie hierover is relatief omvang
rijk. In gevallen waar het niet anders kon
liet ze het zoals het altijd was geweest,
stimuleerde de vrouw in kwestie zich te
bekwamen en tezijnertijd examen te
doen, en hoopte er maar het beste van.
Anders lag het daar waar een chirurgijn-
vroedmeester al voorzag in deze voor
ziening of klachten aanleiding gaven om
in te grijpen. Maar ook in zo'n geval haal
de een verbod meestal weinig uit.
Zo was er in Poortvliet een vrouw Hen-
drika Ekey en zowel met haar, als met de
gemeente Poortvliet had de commissie
de nodige moeite. Hendrika liet steeds
weten dat zij geen praktijk meer zou uit
oefenen tot haar hulp werd verzocht en
vertelde dit ook aan de gerechtsbode die
van gemeentewege en in opdracht van
de commissie was gestuurd. Geïrriteerd
door deze laconieke houding verzocht
de commissie schout en schepenen haar
de praktijk te verbieden en onmogelijk te
maken. Zij ontving een missive terug
waarin de gemeente liet weten dat Hen-