de departementale geneeskundige inspectie in zeeland en de geneeskundige voorzieningen op het zeeuwse platteland 20 sche Courant kwam persoonlijk infor meren over al dan niet plaatsing; toe stemming vooraf van de commissie werd niet lang hierna verplicht38). Verre van zich te bepalen tot louter ad viezen probeerde de commissie in Zee land een beleid, zij het dan vaak een ad- hoc beleid, te ontwikkelen en zicht te krijgen op de nauwelijks bekende en verkende problematiek op het platte land. Daar lag inderdaad het merendeel van het werk. Uit de notulen blijkt dat de grotere steden in deze beginjaren nau welijks aandacht vroegen behalve Vee- re. Het belang van zowel de Zeeuwse als de overige commissies is wel dit geweest dat zij in de praktijk de problemen signa leerden die in de definitieve wetgeving aan bod moesten komen39). Degeschet- ste gevallen vinden we weerspiegeld in de manier waarop die wetgeving isvoor- bereid. Zowel in december 1802 als in mei 1803 kwamen nieuwe voorlopige verordeningen die aansloten op de prak tijk zoals die was gebleken te zijn. Cannegieter vermeldt deze niet en be perkt zich tot de opmerking dat Van der Palm de voor Van Heekeren en zijn op volger Dr. H. A. Bake verzamelde gege vens goed wist te gebruiken voor de de finitieve geneeskundige staatsregeling van 1 804. Dat mag zo geweest zijn, maar het is de helft van het verhaal. De andere helft is te vinden in de werkzaamheden van de departementale commissies die opge lucht waren toen een definitieve rege ling eindelijk werd vastgelegd. Tot besluit een woord van dank aan het personeel van het Rijksarchief in Zee land te Middelburg dat het werk aan de ze studie verlichtte, met name aan de heer E. van der Doe. BRONNEN: 1. Primaire bronnen. Tenzij anders vermeld is gebruik gemaakt van de gegevens uit het archief van geneeskundig toezicht in Zeeland dat zich bevind in het Rijks archief in Zeeland (RAZ) te Middelburg. Inven taris 47. Geciteerd als RAZ, 47, inv. nr. 5, da tum. 2. Secundaire bronnen. Voorlopige lijst van geraadpleegde literatuur: Aarssen, P. J.: Rilland, Bath en Maire in de loop der eeuwen. Van Andel, M. A.: Chirurgijns, vrije meesters, beun hazen en kwakzalvers, 2e, 's-Gravenhage, 1981. Bakker, L. F.: Kwakzalverij en onbevoegd uitoefenen der geneeskunst, Assen 1 969. Baumann, E. D.: Uit drie eeuwen Nederlandse ge neeskunde. Amsterdam. Bremer, G. J.: Meester en gezel. De opleiding van chirurgijns van de 1 6e tot de 1 9e eeuw. Medisch Contact, 1983, pg. 967-968. Cannegieter, DHonderdvijftig jaar gezondheids wet. Assen 1 954. Drooglever Fortuyn, H. J. W.: Kwakzalverij, bijgeloof, en geneeskunst. Amsterdam, 1940. Festen, H.: 1 25 Jaar geneeskunst en maatschappij. Utrecht, 1 974. Fokker, A. A.: Zeeuwse Medici. Goudsmit, J.; Anderhalve eeuw dokteren aan de arts, SUA, Amsterdam 1978. Harten, J. D. H.: De verzorging van het platteland van de zeeuwse eilanden in de franse tijd. Bulletin. Geo grafisch instituut R.U. Utrecht, serie 3, no. 1pg. 31 - 73. Juffermans, P.: Staat en gezondheidszorg in Neder land. SUN, Nijmegen, 1982. Korst, J. K. van der.: Bataafse geneeskunde in perio diek perspectief. Ned. Tijdschrift Geneeskunde, 81 pg. 1975-1979. Lindeboom, G. A.: Inleiding tot de geschiedenis der geneeskunde. 3e, 1979. Philips, P.: Gezondheidszorg in Limburg. Assen, 1980. Querido, A.: Een eeuw staatstoezicht op de volksge zondheid. Den Haag, 1965. Vader, J.: Walcherse dokters uit de vorige eeuw. De wete, 1 979, deel 8. Walraven A. en Polderdijk F. P.: Geschiedenis en plaatsbeschrijving van de gemeente Nieuw- en St. Joosland. Middelburg 1896. IJsse/di/k, W. E. P. van; Duizend jaar Yerseke. N.B. Lokale geschiedschrijving (geschiedenissen van dorpen) besteedt relatief weinig aandacht aan gezondheidszorg. Wellicht is het bestaan van het genoemd archief niet algemeen bekend. Het bevat veel gegevens, ook over de dorpen afzonderlijk. Het opvallendste voorbeeld is wel „Duizend jaar Yerse ke", een werk van 638 pagina's waarvan er 2 zijn ge wijd aan de geneeskundige toestand in de periode 1800-1840. NOTEN: Belangrijke uitzonderingen hierop vormden de aparte ordonnanties voor leger, vloot, en grote handelscorporaties als bijvoorbeeld de VOC. Helemaal ontbroken hebben gewestelijke or donnanties niet (Cannegieter, pg. 13, noot 8), maar eerst na 1 800 kwam er een algemeen lan delijk toezicht per departement. 2) Ontstaan en geschiedenis van de gezondheids wetgeving komen heel beknopt ter sprake. Ge volgd is in grote lijnen D. Cannegieter, „Hon derdvijftig jaar gezondheidswet". Assen 1 954, nog altijd een standaardwerk voor deze mate rie. 3) Een kleine selectie. Querido, pg. 226: „oude wijn in nieuwe zakken"; pg. 227: „terugkeertot de oude vormen een achteruitgang". Festen, pg. 55: „een teleurstellende wijziging van weinig betekenis voor het niveau van de geneeskunst in ons land". Goudsmit, pg. 1 7: „het toezicht zo slecht dat allerlei kwakzalverij straffeloos de overhand neemt". Baumann, pg. 265-266: „de revolutionairen in die dagen bleken sterker in het afbreken dan opbouwen". Uitgebreider in het tweede deel van deze studie. A) G. A. Lindeboom. „Inleiding tot de geschiedenis der geneeskunde", 3e, 1 979, pg. 11 5) Zo Querido, pg. 21Festen, pg. 55; Juffermans, pg. 11 2; Goudsmit, pg. 1 5-1 6; Lindeboom, pg. 295 („pas in het midden van de vorige eeuw be gon de overheid zich haar verantwoording be- wustte worden"). Onderwaardering van de eer ste helft van de 1 9e eeuw verliest zijn geloof waardigheid als het eerste decennium geheel of ten dele buiten beschouwing blijft. 6) RAZ. 47.5. Geneeskundige verordeningen 7 november 1800, pg. 1. 7) Van Andel, pg. 67; Cannegieter, pg. 13; 16. 8) Auteurs vermelden dit niet, althans ik vond het nergens terug. De eerste pokkeninenting vond in Rotterdam plaats op 1 7 oktober 1799. De juiste entstof was ontdekt door E. Jenner, plat telandsdokter in Gloucestershire, in 1 789 (Lin deboom, pg. 217-222). 9) RAZ. 47.3 Commissie aan Raad van Binnen landse Zaken, 4 februari 1 802. ,0) Cannegieter pg. 25. Querido, pg. 223-225 (instructie van de Agent); pg. 226: „de medisch-hygiënische zorg die zulk een belangrijke plaats innam in de in structie is geheel komen te vervallen". Vgl. noot 1 6 in deze studie. 12) RAZ. 47.5. Extract uit het Register der Beslui ten, 3 januari 1 801pg. 8. ,3) Querido, pg. 227. Van der Palm besefte de gevolgen van de eeu wenlange verwaarlozing van het platteland ter dege („krijtende gebreken"; vgl. Cannegieter, pg. 1 6; door Baumann onjuist geciteerd en als argument gebruikt). Over het karakter van Van der Palm: Cannegieter, pg. 1 6; noot 1 6. Festen pg. 55: „wij zouden hem een collaborateur noe men", een niet ter zake doende opmerking waarmee de objectiviteit bij het beoordelen van maatregelen op het gebied van staatstoezicht op de volksgezondheid uit het oog wordt verlo ren. Dit neemt overigens bij genoemde auteur vrij irritante vormen aan. ,5) Cannegieter, pg. 33. De analogie met de voor onderwijs en ook landbouw gekozen opzet is inderdaad opvallend maar kan binnen het be stek van deze studie niet worden uitgewerkt. Ik wijs alleen op het opvallende feit dat zowel on derwijsverordeningen als geneeskundige ver ordeningen verbetering probeerden te brengen in de financiële basis van de voorzieningen op het platteland. Zonder succes overigens. (RAZ. 47.4 Verordeningen mei 1 803, art. 26. Het is in de definitieve wetgeving van 1804 verdwenen en nergens meer terug te vinden). 16) In ieder geval niet voor het lager onderwijs waarbij men dient te bedenken dat ook dit tot het werkterrein behoorde van Van der Palm. Vooral na 1814 nam de aandacht van de over heid voor schoolgebouwen met voldoende licht, lucht, en ruimte toe. Dat was nodig ook. De ruimten waarin traditioneel de dorpsjeugd bijeenkwam waren vaak niet meer dan be dompte stallen. 17) Cannegieter, pg. 19; 20. 1B) RAZ. 47.5. Extract uit het Register der Beslui ten, 8 april 1 801Bij ernstige gevallen moesten dorpsartsen een medicinae doctor raadplegen (RAZ. 5. Conceptverordeningen 6 mei 1 803). In de definitieve wetgeving van 1 804 kwam deze bepaling niet meer voor omdat ze in de praktijk onuitvoerbaar was. In Zeeland gold dit door de geografische situatie in nog sterkere mate. Zo ontbrak op Noord-Beveland een medicinae doctor (voor 3601 inwoners), tot ca. 1 824. Dat „de plattelandsdokters uiteindelijk alles maarzelf deden onder het voorwendsel van een noodsituatie" miskent de realiteit. Het was geen voorwendsel en de toegevoegde eisen van be kwaamheid wijzen in een andere richting (Que rido, pg. 65; RAZ, id. art. 11). '9) RAZ. 47.1 2. Notulen 31 -5-1 804. 20) RAZ. 47.5. (Instructie van de commissie, art. 7 t/m 16). Examens waren gesplitst in theoreti sche en praktische onderdelen. Was een candi- daat voor een onderdeel geslaagd dan volgde

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 26