landschap en macht, enkele gedachten over het walcherse landschap
23
ifl.22 AtlasAN.W.B.
DOMBURGORANJEZON
Schaal van i-.öoo
A 'iet -openbare- wtp/cn fa/pes/otenj xyn.
niet iiujeideiud en daa/vunmen aan beyin
en einde met een dwars, tl reep/r a/i/esloten
OMGEVING.
Atlas A.N.W.B., herzien 1919.
commissie met groote snelheid zou
moeten werken, werd haar de wel stimu-
leerende doch taalkundig minder fraaie
naam „Snelcommissie Walcheren" ge
geven"1)- Voor al te uitvoerige studies,
procedures en discussies was geen tijd.
Nog minder was die er voor meedenken
en meebeslissen door de meest betrok
kenen: de bewoners en bewerkers van
het eiland zelf.
In 1 986 herdachten we de (veertig jaar
eerder voltooide) droogmaking van
Walcheren. In 1987 is het veertig jaar
geleden dat de speciale Herverkave-
lingswet Walcheren door de volksverte
genwoordiging werd aangenomen, ter
wijl dertig jaar terug die herverkaveling
werd afgesloten. Maar voor een bezin
ning op het verleden wordt ons niet veel
tijd gegund, wanneer we bedenken dat
inmiddels al weer bijna tien jaar lang
wordt nagedacht over een nieuwe en in
grijpende verandering. In plaats van een
herverkaveling zal die bestaan uit een
ruilverkaveling. Maar ook die zal, hoe de
voorlopige plannen ook uitwerken, het
aanzien van onze omgeving sterk gaan
bepalen.
Thans zijn, anders dan in de naoorlogse
jaren, zowel de tijd als de mogelijkheden
ruimschoots aanwezig om mee te den
ken over die komende veranderingen.
Het leek de redactie van de nieuwe kro
niek Walacria dan ook een goede zaak
over dit onderwerp een aantal deskundi
ge auteurs aan het woord laten. Allen
hebben zij, tegen de achtergrond van de
aanstaande ruilverkaveling, een aspect
van het Walcherse landschap behan
deld. Zo is dit eerste deel van de kroniek
geworden tot een themanummer. Het
betreft een actueel thema, deze eerste
keer, en een thema dat ons allen aan
gaat. Wij rekenen daarom op grote be
langstelling voor deze bundel. Maar ook
in het vervolg willen wij als redactie de
aandacht van een breed publiek trekken
met bijdragen over zowel verleden, als
heden en zelfs de toekomst van ons
heem.
Allereerst een enkel woord over het ver
leden, of: het ontstaan en de ontwikke
ling van het landschap. Wel niemand zal
betwisten dat dat een belangrijk aan
dachtsveld is voor een heemkundige
kring. De geschiedenis van het Walcher
se landschap mag zich inderdaad in een
zekere belangstelling verheugen. Toch
is de interesse niet echt groot. Komt dat
omdat in 1 944/45, en voorandere delen
van de provincie in 1 953, de band met
het vroegere landschap wel zeer abrupt
en rigoureus is doorgesneden? Vergele
ken met andere provincies zijn de land
schappelijke herinneringen aan vroeger
hier schaars. En dat maakt het land
schap niet tot het gemakkelijkste stu
dieobject.
Niettemin is de behoefte aan kennis over
dat vroegere landschap heel actueel. Uit
de kring van natuur- en landschapsbe
scherming komen regelmatig vragen
naar het ontstaan en het vroegere func
tioneren van allerlei landschapselemen
ten. De veedrinkputten waarover zojuist
een provinciale nota verscheen, zijn
daarvan een voorbeeld2). Ook het he
dendaagse beheer van veel zogenaam
de natuurterreinen (inlagen, dijken)
vraagt inzicht in vroegere vormen van
gebruik. En ook bij de voorbereiding van
ruil- en herverkaveling zouden dat soort
vragen nog wat systematischer dan nu al
het geval is, tot onderzoek aanleiding
moeten geven. Hier ligt voor heemkun
dige kringen nog een heel gebied vrijwel
braak. Een interessant gebied.
Want degenen die zich daadwerkelijk
met het vroegere landschap bezighou
den, ontdekken belangwekkende zaken.
Bij voorbeeld dat macht een belangrijke
factor is geweest bij de vormgeving van
het landschap. Ook, ik moet zeggen:
vooral van het Walcherse landschap. De
Wageningse socioloog Hofstee heeft
niet zo lang geleden behartenswaardige
opmerkingen gemaakt over de relatie
macht en landschap3). Ik heb jammer
genoeg nauwelijks tijd ze nu uit te wer
ken. Maar toch dit.
Op Walcheren trad macht het duidelijkst
naar voren gedurende de meest ge
roemde fase die het landschap kende.
Stelt u zich voor, rond 1750 besloegen
tuinen en parken van de Walcherse bui
tenplaatsen 1/8 deel van het gehele
eiland. Die situatie doet de personen in
de bekende Walchersche Arkadia dan
ook uitroepen dat men zich op verschil
lende plaatsen waant „als in een gedurig
bosch"4). Niet alleen kwantitatief, voor
al ook kwalitatief drukten de buitens een
belangrijk stempel op het landschap. Ze
moesten vóór alles imponeren, en getui
gen van de macht en rijkdom hunner be
woners. Het middel daartoe was de be
planting; we zouden vandaag van land
schapsbouw spreken. De lusthoven la
gen niet willekeurig gesitueerd, maar
concentreerden zich op de hogere
kreekruggen, in de binnenduinrand en in
het noorden van het eiland. Over het al
gemeen gesproken dus op gronden die
landbouwkundig niet de slechtste wa
ren. De lagere en inferieure poelgebie-
den waren, tot meerdere eer en glorie, in
het uitzicht vanaf de buitenplaatsen be
trokken. De wegen, waarvan het plant-
recht veelal berustte bij de buitenplaats-
bezitters, vormden qua beplanting het
verlengstuk van de hoven en tuinen.