landschap en macht, enkele gedachten over het walcherse landschap
25
niging Stad en Lande.
En waaróm geen actiebereidheid, geen
passend protest op z'n tijd? Is het mis
schien omdat men in onze provincie,
eerst in 1 944/45 en wederom in 1 953,
met pijn in het hart en noodgedwongen
heeft geleerd zoveel vertrouwds los te
laten? Verder hebben velen onzer ge
leerd niet te hechten aan aards slijk, en
wat is een landschap, zeker op de
Zeeuwse klei, in wezen anders dan wat
„sporen in de slik"?
In het verlengde hiervan: bezorgdheid
voor, rentmeesterschap over de natuur,
over flora en fauna, daartoe laten we ons
nog wel oproepen. Sommigen, soms on
der verwijzing naar de Bijbel, door hun
politieke partijen. Maar het cultuurland
schap, dat is grotendeels gewoon men
senwerk, van een heel andere orde dan
de natuur. Cultuurlandschap is geen na
tuur om te beschermen, en het is geen
monument om te behouden. En de rijks
overheid, toch al benepen geoutilleerd
wanneer het om dit beleidsterrein
gaat'2), weet het eigenlijk ook niet, en
houdt zich angstvallig afzijdig ,3). En dan
nog dit. Heemkunde lijkt zich vooral te
richten op de zogenaamde immateriële
aspecten van onze cultuur: dialect,
volksgebruiken en -verhalen, veldna
men en dergelijke. Documentatie daar
van is inderdaad zeer belangrijk. Mon
delinge overlevering is hetzelfde als dat
bekende zijden draadje. Maar we zijn
verkeerd bezig wanneer ons de opvat
ting stuurt, dat andere aspecten van ons
heem, de materiële zoals het landschap,
minder aandacht en zorg behoeven om
dat ze onaantastbaar zouden zijn. Was
dat maar waar! De realiteit is anders.
Het Walcherse landschap verdient thans
meer dan op enig ander moment sinds
de tweede wereldoorlog ons aller be
langstelling en zorg. Enerzijds mag de
belangstelling zeker voortkomen uit een
bepaalde voldoening om wat er in de
voorbije jaren is bereikt en behouden.
Anderzijds bestaat er gerede aanleiding
tot bezorgdheid. Zorg om de veranderin
gen die ons te wachten staan. En ik be
perk die dan niet tot de al gememoreer
de ruilverkaveling in voorbereiding, al
zal die hoe dan ook diep ingrijpen en al
vormde die de aanleiding tot onze bun
del.
Nu is, en dat maakt het probleem zo
complex, verandering inherent aan het
landschap. We noemen het ook daarom
een cultuurlandschap. Wat is er dan te
gen voortgaande verandering in te bren
gen? Ik denk dit, dat vandaag en in de
toekomst ons technisch en organisato
risch de mogelijkheden ten dienste
staan, dieper en grondiger in te grijpen
in onze omgeving dan alle voorgaande
wijzigingen tesamen. Het cultuurland
schap is mensenwerk, en het dient een
menselijke maat en een menselijke
schaal te hebben. Is dat niet meer het
geval, dan raken we vervreemd van onze
eigen omgeving.
De Groningse hoogleraar H. T. Water
bolk die onlangs afscheid nam, heeft het
kort geleden zo geformuleerd: „De ver
anderingen, die nu plaats vinden in het
landschap zijn te rigoureus, te groot
schalig en ze volgen te snel op elkaar".
En: „We willen ons thuis blijven voelen
in dit land en dan moeten we het on
danks alle niet te vermijden veranderin
gen ook kunnen blijven herkennen"14).
Om dichterbij huis te blijven. De in 1 985
overleden J. C. van Schagen heeft beter
dan wie ook soortgelijke gevoelens ver
woord in zijn „Étude sentimentale" uit
1 946 l5). De openingszin is meteen de
kern en de diepste motivering van zijn en
anderer oprechte bezorgdheid: „Mis
schien had ik mijn land te lief". Ik kan u
lezing van dit opstel van harte aanbeve
len.
We moeten de geschiedenis uit ons
landschap kunnen blijven aflezen, zoals
we dat ook kunnen uit onze gebouwen,
onze schilderijen, onze archieven. Een
cultuurlandschap is een vorm van een
archief. Juist een vereniging als de onze
kan tot dat besef bijdragen. Het besef
dat de geschiedenis ons voor een be
langrijk deel de les dient te lezen voorde
toekomst, de toekomst van ons land
schap in dit geval.
Ik zou, gelet op de inhoud van deze inlei
ding, willen pleiten voor een democrati
sering van het landschap. Voor een deel
heeft die al plaats gehad. Het zijn van
daag niet alleen de agrariërs als de be
langrijkste ruimtegebruikers, maar ook
de stedelingen die zich betrokken weten
bij het landschap, bij Walcheren. Niet al
leen de inwoners van Koudekerke of van
Biggekerke, maar ook de zomerse re
creanten uit het Ruhrgebied. In feite is
daarmee niet zoveel veranderd ten op
zichte van vroeger, toen de boeren hun
invloed moesten delen met de heren uit
Middelburg en de vroege badgasten in
Domburg. Ook vroeger mocht Walche
ren zich verheugen in de aandacht, de-
bezorgdheid van een ruimere kring dan
die der inwoners. Wist u bijvoorbeeld
Prentbriefkaart van vóór 1 900. Gestempeld 13 oktober 1 899. Het Arnemuidse padje was, behalve de loop
weg van de visvrouwen, een aantrekkelijke wandeling voor Middelburgers.