landschap en macht, enkele gedachten over het walcherse landschap
26
dat het landelijk nieuws was wanneer
voor de oorlog de meidoorn op het
eiland bloeide? In mei 1939 kondigde
een landelijk dagblad aan: „Tegen het
einde van de week zijn ze geheel in bloei,
en geheel Walcheren geurt dan naar de
witte bloesems, die in de Meimaand aan
dit eiland zoo'n bijzondere bekoring ver-
leenen".
Veel ogen zagen ook toen al toe. Dat was
nog sterker het geval korte tijd later,
toen het eiland, naar het scheen, ten on
der was gegaan. Scheen, want: „Teveel
oogen zien u nog en te veel harten wei
geren nog u prijs te geven", aldus toen
mevrouw Nijhoff16).
Maar terug naar nu. Ook en vooral be
stuurders dienen zich de democratise
ring van het landschap te realiseren, ook
al kan dat in de praktijk wel eens lastig
zijn, en lijkt het alsof ze hinderlijk voor de
voeten worden gelopen. Ook heb ik niet
willen beweren dat de luidste stemmen,
en recreanten en stedelingen willen
nogal eens luidruchtig zijn, het meest
gehoord moeten worden. Een Walche-
renaar is van nature wat zwijgzamer,
maar in dezen wel de meest betrokkene.
Bestuurders dienen zich, voor zover dat
al niet het geval is, te realiseren dat veel
ogen toezien, dat velen willen meeden
ken. Anders dan vlak na de oorlog is
daar, wanneer het gaat om de ruilverka
veling, nu alle tijd voor. Er is stellig ook
meer kennis voorhanden, en anders ligt
het onder meer op de weg van een
heemkundige kring, die te vergroten.
En er is zeker meer betrokkenheid. Valse
romantiek en nostalgie zijn daarbij
slechte drijfveren, zoveel hebt u hopelijk
uit mijn betoog kunnen opmaken. We
moeten niet vergeten dat een gezonde
landbouw die de ruimte heeft in een effi
ciënt ingericht landschap, in ons aller
voordeel is. Maar ook dat de recreanten
niet van heinde en ver toestromen naar
Walcheren om de fraaie rand van het ei
land. Walcheren is meer dan de rand al
leen. Maar wanneer de rest van het ei
land in weinig dreigt te verschillen van
modern en grootschalig ingerichte ge
bieden elders, dan zal die recreant, toch
ook goed voor onze economie, wegblij
ven.
Het landschap is er niet voor een bepaal
de groep, het landschap is er voor ons al
len. Zoals de landinrichtingscommissie
Walcheren zich dat realiseert door bij
voorbeeld periodiek een ruilverkave
lingskrant uit te brengen, zo hebben wij
als redactiecommissie daaraan een bij
drage willen leveren met de inhoud van
deze nieuwe kroniek.
Wij allen hebben op dit moment één on
bedwingbare neiging gemeen: nieuws
gierigheid naar vorm en inhoud van de
nieuwe kroniek „Walacria". Ik stel uw
geduld dan ook niet langer op de proef.
Ik spreek namens de redactie de hoop
uit, ook al is het vandaag vrijdag de der
tiende, dat dit het begin mag zijn van een
lange, kwalitatief hoogstaande reeks
publikaties over Walcheren.
Ik hoop van harte dat de inhoud van dit
eerste deel ertoe mag bijdragen dat in
brede kring de betrokkenheid groeit bij
het wel en wee van ons heem, van ons
Walcherse landschap.
En ik hoop tenslotte dat daardoor onze
omgeving zich kan ontwikkelen zoals
het behoort: als een omgeving waarin
wij ons thuisvoelen. Wij, én onze kinde
ren!
Tekst van een inleiding, gehouden op vrijdag 13 no
vember 1987 te Koudekerke, ter gelegenheid van de
aanbieding van de eerste exemplaren van Walacria.
Een kroniek van Walcheren"(uitgave: Heemkundige
Kring Walcheren) aan de Walcherse burgemeesters.
Noten
Het nieuwe Walcheren. Rapport uitgebracht
door de Snelcommissie Walcheren, met het re
constructieplan voor het geïnundeerde deel van
het eiland en de duingebieden, z.p. 1 946, p. 4.
2) Veedrinkputten. (Uitgegeven door het) Provin
ciaal bestuur van Zeeland, z.p. 1 987. Vergelijk:
J. J. Sinke, J. O. van de Zande en S. Parma,
Veedrinkplaatsen op Walcheren. In: Zeeuws
Nieuws. Natuur, landschap en milieu, jrg. 4
(1 978), waar op p. 37 de auteurs constateren:
„Overigens zijn over de ouderdom van de vele
drinkplaatsen geen exacte gegevens bekend.
Het is zeker wenselijk dat nader onderzoek
wordt gedaan naar dit aspect van deze cultuur
historische objecten. Wellicht ligt hier een stu
diedoel voor de diverse heemkundige kringen,
die Zeeland telt?"
3) E. W. Hofstee, Macht en machtsuitdukking in
onze cultuur en hun betekenis voor de land
schapsvorming. In: Economie en landbouw.
Opstellen bij het afscheid van prof. dr. Th. L. M.
Thurlings als hoogleraar aan de Landbouwho
geschool. Redactie A. A. P. van Drunen e.a.
's-Gravenhage 1983, pp. 213-233.
4) M. Gargon, Walchersche Arkadia, II. Middel
burg2 1746, p. 253.
5) De meeste gegevens ontleend aan: A. P. de
Klerk, Walcheren: een beeld van een landschap.
Historisch-geografische bijdragen tot het on
derzoek van landschap en landschapsbeeld. In:
Geplaatst in de tijd. Liber amicorum M. W. Hes-
linga. Redactie A. O. Kouwenhoven e.a. (Bijdra
gen tot de sociale geografie en planologie, nr. 9)
Amsterdam 1984, pp. 471-495. Voorts: A. P.
de Klerk, Een tuin in het water. Over resultaat en
toepassing van historisch-geografisch onder
zoek op Walcheren. In: Archeologie en land
schap. Bundel Waterbolk-symposium, Gronin
gen 1 9-20 oktober 1 987 (ter perse).
6) H. Warren, Schrijven in Zeeland. In: A. van Dis
en T. Hermans, Het land der letteren. Nederland
door schrijvers en dichters in kaart gebracht.
Amsterdam 1982, p. 332. Vergelijk, onder
meer: G. Rothuizen, De oude man van Hoy. Fi
guren en landschappen. Kampen z.j., p.14.
7) Neerlandicus, Mooi-Walcheren Zeelands tuin.
Dordrecht z.j. (1916), p. 58.
8) J. Huizinga, Naar aanleiding van Coenders'
kaart van Groningen en Ommelanden. In: Gro-
ningsche Volksalmanak voor het jaar 1912
(1911), p. 211.
9) Neerlandicus, Mooi-Walcheren, p. 36.
10) B. von Brucken Fock, Behoud en bevordering
van natuur- en stadsschoon. In: Buiten, jrg. 7
(1 91 3), p. 1 56. Von Brucken Fock was secreta
ris van „Nehalennia".
De Wete, gedaan aan de leden van de Heem
kundige Kring Walcheren, nr. 1 (1971), p. 7.
,2) Zie bijvoorbeeld: Trouw, 4 november 1987
(„Ambtenaren staan op tegen Braks"); Trouw, 5
november 1987 („Gesol met de natuur"; „Na
tuur en landschap in verkeerde handen").
,3) Dr. A. A. Beekmanstichting, Oude waarden in
een veranderd landschap. De veiligstelling van
het historisch-geografische erfgoed. Monnik-
kendam 1985. Natuurbeschermingsraad, His
torisch-geografische waarden. Advies over de
bescherming. Utrecht 1 987. A. P. de Klerk, Om
de toekomst van het verleden. De rol van de
historische geografie in hettoegepastecultuur-
landschapsonderzoek. In: Postmoderne aard
rijkskunde. De sociografische traditie voortge
zet. Redactie H. van der Wusten. Muiderberg
1987, pp. 195-211.
,4) H. T. Waterbolk, Archeologie en landschap.
Zevende Kroon-voordracht. Haarlem 1 984, pp.
7 en 5.
,5) J. C. van Schagen, Ik doe niet meer mee. Baarn
1986, pp. 176-183.
,6) A. H. Nijhoff, De dagen spreken. 's-Gravenhage
1946, p. 98.