de lange weg van lens tot telescoop
57
op ongelofelijke afstand te lezen, of om
zand of korrels of zaden of welke soort
kleine objecten dan ook te tellen". >2)
Later in de dertiende eeuw valt een echo
van deze ideeën te beluisteren bij Roger
Bacon, die behalve door Grosseteste
ook door Alhazen was beïnvloed. Bacon
ging evenwel verder dan zijn voorgan
gers: hij beschreef de eigenschappen
van hol- en bolvormige glazen opper
vlakken in relatie tot verschillende posi
ties van het oog. In zijn Opus majus (ca.
1 267) schreef hij dat de letters van een
boek veel groter schijnen wanneer zij
worden bekeken door een segment van
een glazen of kristallen bol die met de
platte kant op dat boek ligt. „En daar
om", aldus Bacon, „is dit instrument nut
tig voor oude mensen en voor hen die
zwakke ogen hebben".,3) Behalve het
nut van een dergelijk instrument (waar
schijnlijk een zogenaamde leessteen)
voor verziende mensen zag Bacon te
vens militaire en astronomische toepas
singen in het verschiet liggen: een klein
ver verwijderd leger zou groot en nabij
lijken en vice versa; en de zon, maan en
sterren zouden we in schijn hierheen
kunnen laten afdalen „en vele dingen
van dezelfde soort die niet-vakkundige
mensen zouden verbazen".,4)
Hoewei verschillende historici op grond
van bovenstaande citaten beweerd heb
ben dat Bacon de uitvinder van de bril en
de telescoop was, lijkt het juister om te
zeggen dat hij slechts één van beide, de
bril, voorzien heeft.15) Zijn opmerkingen
over lensvormige objecten moeten na
melijk worden beschouwd als gedach-
tenexperimenten en niet als verklarin
gen over materiële objecten.
Het voorgaande samenvattend kunnen
we zeggen dat de vergrotende werking
van (met water gevulde) glazen bollen
weliswaar al in de oudheid bekend was,
maar dat in Europa pas in de dertiende
eeuw geschriften verschenen die ingin
gen op de rol die gekromde oppervlak
ken daarbij spelen. Middeleeuwse na
tuurfilosofen analyseerden breking aan
een enkel raakvlak en dubbele breking
bij ronde brandglazen, maar zij ontwik
kelden geen theorie van lenzen en men
mag zelfs veronderstellen dat zij lenzen
niet of nauwelijks uit eigen ervaring ken
den. Uit diverse literaire bronnen blijkt
wel dat leesstenen in Europa in ieder ge
val halverwege de dertiende eeuw be
kend waren.16) Lenzen, dunne schijfjes
glas of kristal, zouden enkele decennia
later in omloop komen in de vorm van
brilleglazen.
IV. De uitvinding van brilleglazen
Wie de bril uitvond en hoe deze uitvin
ding geschiedde is niet bekend. Mogelij
kerwijze ontdekte een glasverwerker bij
toeval de werking van lenzen terwijl hij
naar iets anders op zoek was. Misschien
werd de bril ontwikkeld uit andere hulp
middelen bij het zien, zoals de loep. En
hoewel dit niet zo waarschijnlijk is, heeft
een enkeling gesuggereerd dat de mo
gelijkheid niet kan worden uitgesloten
dat een ervaren glasverwerker geprik
keld was door ideeën die hij op de één of
andere manier had opgepikt uit detheo-
retische geschriften van middeleeuwse
natuurfilosofen. Deze waren weliswaar
niet in staat de juiste oplossing te geven,
maar zij wezen toch in de goede rich
ting.17)
Over de datering van de uitvinding valt
iets meer te zeggen. Op 23 februari
1306 hield de welsprekende Domini
caanse monnik Giordano da Rivalto in de
Santa Maria Novella te Florence name
lijk een vasten preek waarin hij zei dat „er
nog geen twintig jaar voorbijgegaan is
sinds de kunst werd uitgevonden van
Gedeelte van een altaarstuk in de kerk van Jacobus
in Rothenburg a/d Tauber door Michael Wohl
gemuth (1434-1519).
het maken van brilleglazen [letterlijk oc-
chiaii, oogglazen] die voor een goed ge
zichtsvermogen zorgen, één van de be
ste en onmisbaarste kunsten ter
wereldIk heb de man gezien die haar
[de kunst] het eerst uitvond en maakte,
en ik heb met hem gesproken".18) Dus
omstreeks 1 287, twintig jaar nadat co-
pieën van Bacons optische geschriften
in omloop kwamen, moet de bril zijn uit
gevonden.
Zoals bekend was de handelsstad Vene
tië in de dertiende eeuw het centrum van
de middeleeuwse glasindustrie. Oor
spronkelijk waren de werkplaatsen hier
van in de stad gevestigd, maar zij wer
den in 1289 wegens brandgevaar ver
legd naar het nabij gelegen eiland Mura-
no. DeHogeRaadvan Venetië vaardigde
in 1 284 in het Latijn verordeningen van
het gilde der glas- en kristalverwerkers
(cristellari) uit, waarin de rechten en
plichten van de gildebroeders en -zus
ters vermeld stonden.19) In een aanvul
lende regel uit april 1 300 is de oudst be
kende vermelding van het begrip „oog
glazen" (of zoals wij nu zeggen „brille
glazen") te vinden, namelijk roidi da
og//.20) De regel vereiste dat cristellari
geen voorwerpen die uit glas waren ge
maakt als kristal mochten verkopen, on
geacht of dat nu knopen, schijven voor
flessen of voor de ogen, platen voor al
taarstukken en kruizen, of leesstenen
waren. Stonden oogglazen hier onop
vallend in een reeks van andere artike
len, in juni 1 301 werd een afzonderlijke
regel aan hen gewijd, hetgeen wellicht
de groeiende vraag naar brillen aan
duidde. ledereen die „glazen voor het
oog om te lezen" (vitreos ab oculis ad le-
gendum) wilde maken, mocht dit zelf
doen wanneer hij eerst een eed had af
gelegd dat hij dit glas als glas zou verko
pen. De eerste oogglazen werden overi
gens van beryl, een heldere halfedel
steen gemaakt. Ons woord „bril" is hier
van afgeleid. Toen men spoedig daarna
ook glas ging gebruiken is het begrip
„brilleglas" (beryl uit glas) ontstaan.
Brilleglazen waren aanvankelijk bol en
werden daarom vooral gebruikt door ou
dere geleerden wier gezichtsvermogen
in de loop der jaren achteruit was ge
gaan. Zij hoefden zich vanaf de veertien
de eeuw bij het lezen of schrijven van
manuscripten niet meer te verlaten op