de lange weg van lens tot telescoop 61 Hollandse of Galileïsche kijker. ze op een per lenzenpaar specifieke af stand van elkaar gaan houden, en men moest beseffen wat de (vergrotende) potenties van een dergelijke combinatie van lenzen waren. VI. Voorwaarden voor de uitvinding van de telescoop Er zijn geschriften waaruit blijkt dat in ie der geval in de eerste helft van de zes tiende eeuw bekend was dat combina ties van lenzen tot verschillende sterktes leidden. Garzoni schreef dat Venetiaan- se handwerkslieden (evenals hun Zuid- Duitse collegae) zich ervan bewust wa ren dat twee zwakke lenzen bij elkaar opgeteld het vermogen van een sterkere lens gaven, en vice versa.32) En uit Ho- mocentrica (1 538) van Girolamo Fraca- storo is af te leiden dat men toentertijd wist dat het in verband met astronomi sche observaties nuttig kon zijn om een paar lenzen op elkaar te leggen.33) De behoefte om het hemelruim nauwkeurig te meten kreeg juist vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw een extra groot belang vanwege de strijd tussen het Ptolemeïsche en Copernicaanse we reldstelsel, en daarmee steeg de behoef te aan precieze en krachtige meetinstru menten. In Engeland lag de zaak enigszins anders dan in Italië. Praktizerende wiskundigen zoals John Dee (1527-1608) en Leo nard Digges (?-ca. 1571) experimen teerden weliswaar met combinaties van lenzen en spiegels, maar uit hun ge schriften is niet op te maken dat zij ooit hebben overwogen om combinaties van twee of meer lenzen te maken; elke com binatie bevatte op zijn minst één spie gel.34) De mogelijkheid om holle lenzen te gebruiken werd geheel over het hoofd gezien, misschien omdat holle lenzen objecten kleiner doen lijken en daarom niet passen binnen speculaties over de mogelijkheden om de effecten van ver grotende lenzen of spiegels bij elkaar op te tellen.35) De bewering dat Dee en Dig ges al in de jaren zeventig in het bezit waren van een verrekijker kunnen we gezien het bovenstaande als onjuist be schouwen. Wel zijn de eerste verwijzin gen naar sterktes van lenzen en spiegels te vinden in de geschriften van renais sancistische wiskundigen en magiërs zoals Dee en Giovanni Battista Delia Por ta (ca. 1538-1615). Maar pas na de uitvinding van de telescoop werd de bestudering van lenzen en lenzensyste- men een belangrijk deel van de wiskun dige optica. In de tweede helft van de zestiende eeuw trad een aantal ontwikkelingen op die van belang waren voor de latere constructie van optische instrumenten zoals de telescoop. Lenzen werden meer en meer gebruikt, de kwaliteit van het glas werd hoger en men verbeterde langzaam maar zeker de techniek van het glasslijpen (alhoewel die nog steeds op een laag niveau stond). De verwerke lijking van de fabelachtige verhalen van Grosseteste en Bacon (waar in die tijd veelvuldig aan gerefereerd werd) kwam zeer nabij toen Delia Porta op het idee kwam om een holle met een bolle lenste combineren. In de tweede editie van zijn bijzonder populaire Magia naturalis (1 589) schreef hij; „Holle lenzen zorgen ervoor dat men dingen die ver weg zijn helder ziet; maar bolle lenzen dingen die dichtbij zijn; je kunt ze dus gebruiken al naar gelang je gezichtsvermogen ver eist. Met een holle lens onderscheid je datgene wat ver weg is zeer helder, met bolle dat wat dichtbij is; met een holle lens zie je dingen die dichtbij zijn groter maar troebel; als je beide op de juiste wijze weet te combineren, zul je zowel verafgelegen als nabije dingen groter én helder zien. Veel vrienden, die zowel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 19