de lange weg van lens tot telescoop
64
te bieden; dit zou verklaren waarom Sacharias
Janssen in Den Haag geboren is. Janssen isver-
moedelijk tussen 1627 en 1632 gestorven.
Zie; Bruno Ernst, „Een standbeeld voor Zacha-
rias Janssen", Zeeuws Tijdschrift 25 (1 975)
29-36.
Hans Lipperhey (7-1619) is geboren in Wezel
en vestigde zich eveneens als brillenmaker in
Middelburg.
Jacob Metius (oorspronkelijk Jacob Adriaens-
zoon genoemd (7-1 624/1 631was instrumen
tenmaker in Alkmaar. Zijn vader, Adriaen An-
thonisz (1543-1620) was militair ingenieur
en wiskundige, wiens benadering van pi (355/
11 3) nog steeds bekend staat als „de verhou
ding van Metius".
2) Volgens Naber (1 904) zou Jacob Metius op het
idee zijn gekomen om een verrekijker te maken
toen hij in de strenge winter van 1 607-1 608
schooljongens lenzen van ijs in hun cilindrische,
uitschuifbare griftenkokers zag bevestigen.
H. A. Naber, „Cornelis Jacobsz Drebbel, 1 572-
1634", Oud Holland 4 (1904) 195-237. (Zie
p. 21 5 noot 1
4) De Waard (1906) 170-171; Van Helden
(1977) 35.
s) De Waard (1 906) 28; Van Helden (1 977) 36.
6) De Waard (1906) 211, Van Helden (1977) 38-
41.
7) Volgens De Waard zijn we gerechtigd om in de
aantekening „anno 1 590" te lezen in plaats van
„anno 1 90". In het facsimile is te zien dat er bij
het cijfer 7 geen inkt meer in de pen was; wel
licht is Beeckman daardoor de 5 vergeten. Still-
man Drake heeft gesuggereerd dat de 7 een ge
degenereerde 5 is, en dat het getal als 590gele-
zen kan worden, waarmee 1 590 bedoeld werd.
Zie hierover: Van Helden (1977) 53 noot 33.
8) De Waard (1906) 91, 102.
9) Aristoteles, De generatione anima/ium, 780 b
1 8 e.v.
,0) Seneca, Quaestiones naturales, I, 6.
Zie hierover E. Rosen, „Did Roger Bacon invent
the eyeglasses?". Archives Internationales
d'Histoire des Scieces, 25(1954) 3-15.
De Latijnse versie van Alhazens Kitab al-Mana-
zir (De aspectibus of Perspectiva) begon in de
eerste helft van de dertiende eeuw te circuleren.
Friedrich Risners editie Opticae thesaurus Ba
zel, 1 572)) zorgde voor een grote verspreiding
van de optische opvatting van Alhazen.
Over Alhazens optische theorieën handelen D.
C. Lindberg, Theories of vision from Al-Kindi to
Kepler (Chicago, 1976); D. C. Lindberg, „The
science of optics" in D. C Lindberg (ed.). Scien
ce in the Middle Ages (Chicago, 1987) 338-
368.
,2) Grosseteste, De iride, (ed. Baur, 74-75); geci
teerd in A. C. Crombie, „The mechanistic hypo
thesis and the scientific study of vision: some
optical ideas as a background to the invention
of the microscope" in S. Bradbury G. L. 'E.
Turner (eds.). Historical aspects of microscopy
{Cambridge, 1967) 26.
,3) Roger Bacon, Opusmajus in J. H. Bridges (ed.).
The opus majus of Roger Bacon (Frankfurt,
1964, 2e dr.) V. iii, iii, 3.
Ibid.
,5) Rosen (1954); E, Rosen, „The invention of
eyeglasses". Journal of the History of Medicine
and Allied Sciences 9 (1 956) 1 3-46 en 1 83-
218.
,6) Over loepen zie R. Greeff, „Über Spiegel und
Augenspiegel zum Lesen. Ein Beitrag zuraltes-
ten Brillengeschiehte", Zeitschrift für Augen-
heilkunde 52 (1 924) 311 -320.
,7) Rosen (1956) 30.
IB) E. Narducci, Treprediche inedite delb. Giordano
da R/valto (Rome, 1 857) 55, geciteerd in Rosen
(1956) 34 en 43.
•9) Over de bepalingen van het Venetiaanse gilde
van glas- en kristalverwerkers handelt G. Mon-
ticolo E. Besta (eds.), capitolari delle arti
veneziane dl. Ill (Rome, 1896-1 914). 33)
Zie voor een Duitse vertaling hiervan: R. Greeff,
„Eine venetianische Brillenmacherordnung aus
den Jahren 1284-1317", Deutsche Optische
Wochenschrift 8(1922) 600-602, 620-623 en
639-642; R. Greeff, „Eine zweite venetianische 34)
Brillenmacherordnung vom Jahre 1319-
1330", Deutsche Optische Wochenschrift 8
(1 922) 802, 824-827, 852-854 en 870-874.
In de hernieuwde uitgave van de bepalingen in
1 31 9 in Venetiaans dialect werden brilleglazen
rodo/i da og/i genoemd.
20) Er schijnen twee plaatsen te zijn waar oudere
vermeldingen van brillen te vinden zijn, maar
het is de auteur niet gelukt deze na te trekken. 35)
De priester Nicolas Bullet schijnt in 1282 een
overeenkomst getekent te hebben terwijl hij
een bril droeg (Abdij van St. Bavon-de-Grote).
In Traité de conduite de la familie (1 289) van
Sandro di Popoze schijnt de zin voor te komen
dat „ik door ouderdom zo verzwakt ben dat ik 36)
zonder glazen die als bril bekend staan niet
meer zou kunnen lezen of schrijven". (R. Cor
son, Fashions in eyeglasses, Londen, 1 967 p. 37)
1 9). Misschien is er overigens geen sprake van
brillen maar van leesstenen. 3s)
2') Zie Rosen (1 956) 204-205.
22j V. Ilardi, „Eyeglasses and concave lenses in
fifteenth-century Florence and Milan: new 39)
documents", Renaissance Quarterly 29 (1 976) 40)
341-360.
23) O. Hallauer, Die Brille 100 Jahre vor und 100
Jahre nach der Erfindung der Buchdruckerkunst
(Basel, 191 5).
24) R. Sutcliffe, „A plea for lesser intervals in the
dioptric scale". Optician 70(1 895/96) 21 6; ge
citeerd door M. von Rohr, „The Thomas Young
oration: 'Contributions to the history of the
spectacle trade from the earliest times to Tho
mas Young's appearance'". Transactions of the
Optical Society 25 (1 923/24) 41 -72.
25) V. Ronchi (1 942) Galileo e il cannochiale (Udi-
ne, 1 942); V. Ronchi, L 'optique, science de la vi
sion (Parijs, 1966); Ronchi (1967); Ronchi
(1 968) en V. Ronchi, „Optics and vision". Dic
tionary of the history of ideas, studies of selected
pivotal ideas (New York, 1973).
26) Zie Lindberg (1976) hoofdstuk 7; Lindberg
Steneck (1 972).
27) Zie hierover Lindberg (1 976) hoofdstuk 7.
2e) De kloof tussen theoretische en praktische ken
nis werd vermoedelijk onder meer door experi
menterende magiërs overbrugd. Zie hierover L.
Thorndike, History of magic and experimental
science, 8 vol. (New York, 1 923-1 958); F. Ya
tes, Giordano Bruno and the Hermetic Tradition
(Londen, 1 964).
29) De eerste en zwakste bolle lenzen hadden een
sterkte van ongeveer twee tot drie dioptrie; de
brandpuntsafstand bedroeg dus ongeveer 50
tot 33 centimeter. Zie B. Daca Valdés, Uso de los
antojos (Sevilla, 1627). Franse vertaling in G.
Albertotti (ed.), „Manoscritto Francese del se
coio decimosettimo riguardante l'uso degli oc-
chiali", Memorie della Regia Accademia di
Scienze, lettere ed Arti in Modena, 9(1 893) 27-
37; C. A. Manzini, L'Occhiale all'occhio (Bolog
na, 1660) 98; Zie van Helden (1977) 1 1.
30) Wanneer men de sterkte van twee lenzen kent
en weet dat één dioptrie het quotiënt is van 100
en de brandpuntsafstand (in centimeters) van
de lens, dan kan men de vergroting van elk wil
lekeurig lenzenpaar berekenen.
31) A. van Helden, „The telescope in the seven
teenth-century", /sis 65 (1974) 38-58. J. W.
Olmsted, „The 'application' of telescopes to as-
ronomical instruments, 1 667-1 669. A study in
historical method", /sis 3 (1 949) 21 3-225.
32) Garzoni, La piazza universale di tutti Ie professio-
nidelmondo, nobiliedignobili(Venetië, 1 635);
geciteerd in Von Rohr (1923/24) 50.
G. Fracastoro, Homocentrica. Eiusdem de causis
criticorum dierum per ea quae in nobis sunt (Ve
netië, 1 938) 1 8v (sectio II, cap. 8) en 58r(sectio
III, cap. 23); geciteerd in Van Helden (1 977) 28;
zie ook De Waard (1 906) 67.
Leonard Digges, (voltooid door zijn zoon Tho
mas), A geometrical practise, named Pantome-
trica (Londen, 1571), I, 21; Zie De Waard
(1 906) 73 e.v.; Van Helden (1 977) 29-30.
John Dee in zijn voorwoord van The elements of
geometric of the most ancient philosopher Eucti
de of Megara (vert, door H. Billingsley) (Londen,
1 570). Geciteerd in De Waard (1 906) 73 e.v.;
Van Helden (1977) 29-30.
Volgens Van Helden (1 977) 14 is er in de twee
de helft van de zestiende eeuw in de Engelse li
teratuur over „perspective" slechts één verwij
zing naar holle lenzen te vinden, namelijk in de
Pantometrica (1571) van Leonard en Thomas
Digges. Zie citaat in Van Helden (1 977) 29.
G. B. Della Porta, Magia naturalis (1 539) XVII,
1 0. Geciteerd in De Waard (1 906) 84-85; Van
Helden (1977) 34-35.
Della Porta eiste in 1610 de uitvinding van de
telescoop op.
Della Porta bedoelde waarschijnlijk het zeven
tiende boek van zijn Magia naturalis. Zie Van
Helden (1977) 19.
Geciteerd in Van Helden (1977) 19.
Galileo slaagde er korte tijd later in om een ver
rekijker te maken die zelfs dertig maal vergroot
te. Zie E. Rosen, „When did Galileo make his
first telescope?", Centaurus 2 (1951) 44-51.
Galileo paste zijn verrekijker ook nog aan voor
astronomisch gebruik door zijn objectieven te
voorzien van diafragma-openingen. Zie Van
Helden (1977) 26.
Galileo introduceerde in 1610 bovendien een
samengestelde microscoop door de afstand
tussen beide lenzen van de verrekijker te ver
groten en door de oculairbuis uittetrekken. Ga
lileo schijnt een dergelijk instrument gebruiktte
hebben voor de observatie van zeer kleine dier
tjes, aldus De Waard (1 906) 293-295.