150 JAAR „VROUWELIJKE HANDWERKEN" M. P. de Bruin „in 7937, op een regenachtige Zaterdagmiddag in November, reden de vier Dames- Directrices naar Domburg. Doel der reis: een rustig gesprek met mej. C. Sprenger die zeif veie jaren Directrice van de Loterij was, en die indertijd het 50-jarig bestaan mee maakte. Zij vertelde ons op onderhoudende wijze alles wat zij zich herinnerde. Van vroegere Loterijen die in het Polderhuis van Walcheren gehouden werden. Hoe de Dames in koetsen en sleden naar de tentoonstelling reden en gleden - van de loting, die - zonder notaris - op 't stadhuis werd gehouden. Weeskinderen trokken de loten. Burgemeester en Secretaris tracteerden op port en koekjes. Hoe de feestelijke viering van de 50ste loterij verkeerde in een droef herdenken van geliefde dooden. Mevrouw de Brauw en Jonkvrouw van Doorn verdronken - een ander dame - de moeder van een der tegenwoordige Directrices ontsnapte ternauwernood aan den dood. Hoe zwaar de oorlogsjaren (1914-1918) waren - er moest zoveel gegeven en geholpen worden! Daarna weer een groote bloeiperiode - later nog een inzinking met het heengaan en overlijden van een beminde Directrice - mevrouw Dumon Tak-van Trigt". Een lang citaat uit de levendige beschrij ving van het eeuwfeest van Vrouwelijke Handwerken van de hand van een der dames-directrices mevrouw A. A. van der Veur-van Wijk. Men herdacht toen niet zozeer het honderdjarig bestaan van een vereniging, want dat was dit insti tuut niet, men herdacht „de honderdste loterij"! Onder deze titel nam de Middel- burgsche Courant van 1 8 februari 1 938 een uitgebreid ingezonden stuk op. Geen bestuur, maar wel een aantal da- mes-directrices, een benaming die dui delijk het stempel van de vorige eeuw draagt, dat zorgt dat de zaken naar wens marcheren. De ingezonden mededeling vermeldt: „Mede ten gevolge van den strengen winter van 1838 was de armoede en het gebrek in Middelburg nijpend groot. Verschillende commissies brachten geld bijeen om in dien nood te voorzien, naast de kerkelijke ar menverzorging, gaven particulieren zich moeite om te helpen. Toen heb ben ook eenige dames, mevrouw J. S. Schorer-Rethaan Macaré en de freules W. M. M. en A. E. Schorer, het plan opgevat om wat geld bij elkaar te brengen. Zij richtten het verzoek tot burgeressen van Middelburg om handwerken te maken en deze met andere voorwerpen bij haar in te zenden. Er zou dan een tentoonstel ling gehouden worden en de voor werpen zouden verloot worden, en met de opbrengst dier verloting wil den zij niet zelf armverzorging gaan drijven, maar de kas steunen der commissies, die daarvoor beston den". Vrouwelijke handwerken is de verkor ting van „De Loterij van Vrouwelijke Handwerken en andere voorwerpen ten behoeve der Armen te Middelburg". De dames, die deze vorm van weldadigheid hebben opgericht, waren leden van de in Middelburg invloedrijke familie Schorer. Wanneer Nagtglas over deze familie schrijft begint hij met professor Te Wa ter aan te halen, die schreef dat de plaats door haar tijdens de republiek ingeno men, enigszins zweemde naar de in vloed van de familie Van Borsele in de grafelijke tijd. Nagtglas dempt deze lof prijzing met de opmerking dat slechts enkelen hebben uitgeblonken boven hun tijdgenoten, maar dat de graad van kennis en degelijkheid bij velen boven het gewone peil was hetgeen aan een geslacht doorgaans grote invloed ver schafte. Mevrouw Jacoba Susanna Rethaan Ma caré huwde op 1 april 1826 met Pieter Nicolaas Schorer, die het respectabele ambt van gemeenteontvanger te Mid delburg bekleedde. Jonkvrouwe Wilhel- mina Maria Magdalena Schorer, gebo ren te Middelburg op 4 mei 1 789, stierf ongehuwd te Middelburg 1 7 november 1 857. Mevrouw Anna Elisabeth Schorer huwde in 1 844 met de bekende hoofd ingenieur van de waterstaat in Zeeland Abraham Caland. Zij was de dochter van mr. Johan Willem Schorer, heer van St. Philipsland, en Magdalena Cornelia Steengracht. Caland berichtte op 1 2 ja nuari 1 852 aan de Administratie der lo terij van vrouwelijke handwerken binnen Middelburg: „UwEd. kennis gevende, dat wijlen mijne Echtgenoote vrouwe Anna Elisabeth Schorer, ten behoeve van Het polderhuis van Walcheren in de Abdij, „Vere" genaamd, werd in 1 830 door het bestuur van de polder in gebruik genomen. Het bevond zich links van het hotel „De Abdij". Van 1839 tot 1919 werden in dit huis de tentoonstellingen gehouden. In de nacht van 17 op 18 mei 1 940 ging dit polderhuis in vlammen op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 23