DE KUNST VAN HET SUBLIMEREN
Mondriaan - van figuratie naar abstractie
Francisca van Vloten
Mondriaan - van figuratie naar abstractie; een overzichtstentoonstelling van
250 werken van Piet Mondriaan (1872-1944), afkomstig uit de collectie
van het Haags Gemeentemuseum en de Sidney Janis-collectie uit New York.
Tot en met 29 mei 1 988 in het Gemeentemuseum, Stadhouderslaan 41 te
Den Haag.
Domburg
Voorlopig althans wil ik mijn werk laten
blijven op het gewone zintuigen-terrein,
want daar teven we nog in. Maar toch kan
kunst een overgang reeds vormen tot fij
nere regionen: ik noem het misschien ver
keerd geestelijke gebieden, want alles
wat vorm heeft, is nog niet geestelijk heb
ik gelezen. Maar 't is toch de omhoog
gaande weg, van de stof afschreef Piet
Mondriaan in 1 909 vanuit Domburg aan
de schrijver Querïdo.
In dat jaar was Mondriaan lid geworden
van de Theosofische Vereeniging, in het
jaar ervoor kwam hij voor het eerst naar
Domburg. Hij zou er veelvuldig terugko
men en hij maakte er de belangrijkste
ontwikkeling in zijn werk door.
Domburg was in die dagen een bad
plaats van allure. Met de beroemde arts
J. G. Mezger (1 838-1 909) was de Euro
pese adel naar het zo mooi gelegen stad
je gekomen, met de schilder JanToorop
(1858-1928) kwamen de kunstenaars.
Toorop organiseerde er van 1911 tot
1 920, met uitzondering van 1 91 8, jaar
lijks schilderijententoonstellingen.
In de loop van die jaren bezochten onder
meer Otto en Adya van Rees, Cornelis
Spoor, Maurice en Sarika Góth, Ferdi
nand Hart Nibbrig, Jacoba van Heems-
kerck en MarieTakvan Poortvliet, Lode-
wijk Schelfhout, Lucie van Dam van Is-
selt en Albert Plasschaert de badplaats.
De lichtval langs de kust en de weer
schijn ervan over het land van Walche
ren pasten uitstekend in de nieuwste
ideeën over de schilderkunst.
Ook Mondriaan onderging de schitte
ring van het pointillisme en luminisme.
Kan men in zijn werken uit de aan de
Domburgse periode voorafgaande tijd al
de aanzet tot zijn latere ontwikkeling
zien, de verharding van kleuren, de te
genstellingen die in de juiste verhouding
tot harmonie moesten leiden; in de
Domburgse periode kwam daar, mede
onder invloed van de theosofie, een ver
geestelijking van zijn werk bij. Niet al
leen liet Mondriaan de natuurlijke kleur
los om haar te vervangen door de zuive
re kleur (omdat „het schoone ook zonder
de natuurgetrouwe voorstelling zich -
en ze/fs eventueel veel sterker - beelden
laat"), maar ook trachtte hij in werken
als Devotie (1908), Passiebloem (ca.
1908) en Evolutie (1910/11) de be-
wustzijnsontwikkeling van de mens, zo
als bezien binnen de theosofische le
vensbeschouwing, weer te geven. Har
monie van vorm en kleur moest er zijn.
Schilderingen van de molen en de kerk
van Domburg getuigen daarvan, de
vuurtoren van Westkapelle, de paal
hoofden aan het strand, de duinen en de
zee.
Langzaamaan werd een andere ontwik
keling in zijn werk duidelijk: de tegen
stelling verticaal/horizontaal kwam
steeds meer naarvoren. Mannelijk/vrou
welijk, geest/materie - in de theosofi
sche gedachtengang moesten zij met el
kaar in evenwicht worden gebracht. Ra
dicaal zou Mondriaan hierin worden na
een verblijf in Parijs (1912-1914), waar
hij nader kennis maakte met het cubis-
me. Maar ook dit was weer een fase in
zijn ontwikkeling, de lange weg van
Haagse School naar Nieuwe Beelding.
Mondriaan, de schilder
Pieter Cornelis Mondriaan werd op
7 maart 1 872 in Amersfoort geboren. In
1880 verhuisde het gezin Mondriaan
naar Winterswijk, waar Mondriaan Srtot
hoofd van de christelijke lagere school
was benoemd.
Piet Mondriaan bleek al spoedig een ta
lentvol tekenaar. Zijn vader en zijn oom,
de schilder Frits Mondriaan, gaven hem
zijn eerste tekenlessen; in 1889 behaal
de hij de lagere akte, in 1 892 de middel
bare akte tekenen. In datzelfde jaar
meldde hij zich, tegen de zin van zijn va-
Piet Mondriaan 1938).
der, als student aan bij de Rijksacademie
in Amsterdam. Mondriaan voltooide de
academie-opleiding in drie jaar. Om
daarna in zijn levensonderhoud te voor
zien beschilderde hij tegels, werkte hij
als illustrator, schilderde hij portretten,
gaf hij privélessen en copieerde hij
meesterwerken uit het Rijksmuseum.
In deze periode raakte hij bevriend met
Simon Maris, een zoon van Willem Ma-
ris. Met hem en zijn oom Frits trok hij
naar buiten om in de stijl van de Haagse
School polderlandschappen te schilde
ren.
Niets wees in die tijd op de heel eigen
weg die hij in de schilderkunst zou gaan
bewandelen. Winterswijk was vaak het
onderwerp van schilderijen, maar een
groot deel van het jaar 1 899 besteedde
hij aan een plafondschildering in het
huis van een Amsterdamse arts. In dat
zelfde jaar leerde hij Albert van den Briel
kennen, een jongen van 1 8, die veel van
Oosterse en andere godsdiensten wist
en Mondriaan daarmee boeide. Iets uni-
verselers moest in de plaats komen van
de calvinistische achtergrond waaruit
hij stamde. Dat leidde tot belangstelling
voor anarchistische en theosofische
Gemeerde schuiten in Amsterdam (1898/99).