.rj--*- 1
'Jm f -
de kunst van het sublimeren
74
Bos bij Oele (1908).
stromingen. Alleen de laatste zouden
stand houden. Mondriaans zoektocht
naar een eigen identiteit verliep niet zon
der problemen; rust leek hij pas te vin
den op het platteland, temidden van
eenvoudig levende boeren.
Het jaar 1904 bracht hij bijna geheel in
het Brabantse Uden door. Overdag
schilderde hij, 's avonds was hij veelal
met zijn hond Beppie alleen, denkend
over essentiële basisvormen in de schil
derkunst. Deze periode zou de grond
slag vormen van de revolutionaire ont
wikkeling die zijn werk op Walcheren
doormaakte.
Voordat hij daarheen vertrok schilderde
hij nog in de omgeving van het Gein, in
Amsterdam en bij Saasveld in de buurt
van Hengelo. Terug in Amsterdam werk
te hij aan de hand van vele gemaakte
studies aan het indrukwekkende Bos bij
Oele (1 908). Donkere en lichte kleuren,
verticale en horizontale lijnen gingen
een eigen leven leiden als symbool van
de samenhang tussen tijdelijkheid en
eeuwigheid.
Niet lang daarna ontstond Molen bij Zon
licht^ 908), een eruptie in voornamelijk
knalrood en knalgeel.
Beide werken waren te zien op de drie
manstentoonstelling die Mondriaan in
1909 met Jan Sluyters en Cornelis
Spoor in het Stedelijk Museum te Am
sterdam hield. De critici reageerden ge
schokt.
In de daarop volgende jaren zouden in
Domburg de opzienbarende reeksen in
felle kleuren en krachtige strepen van de
Domburgse kerk, de Westkappelse
vuurtoren, de Domburgse duinen en de
Domburgse zee ontstaan.
Op de St.-Lucastentoonstelling van
1910 kregen de „modernen", de lumi-
nisten, twee zalen toegewezen. Mon
driaan werd er als de belangrijkste van
de moderne schilders beschouwd, men
sprak van „de triomf van Domburg".
Mondriaan zelf begon inmiddels van het
besef doordrongen te raken dat hij in zijn
zoeken naar de juiste beelding een een
zame weg was ingeslagen en dat het nog
lang niet duidelijk was waarheen die zou
leiden.
Aan het einde van 1910 richtten Conrad
Kicked, JanToorop, Jan Sluyters en Piet
Mondriaan de Moderne Kunstkring op.
Zij organiseerden hun eigen tentoon
stellingen in het Amsterdamse Stedelijk
Museum; die van het najaar 1911 werd
een ware sensatie. Kicked haalde het
werk van de Franse cubisten naar Neder
land, Mondriaan kwam met zijn drieluik
Evolutiede breuk met de Haagse School
leek volkomen.
In 1 91 2 vestigde Mondriaan (Mondrian)
zich in Parijs. Hij leerde er het cubisme
van Picasso en dat van Le Fauconnier
kennen, de avantgardistische galeries,
de cafeetjes waar de schilders, schrij
vers, critici, kunsthandelaren en studen
ten samen kwamen.
Het cubisme bracht hem tot nieuwe ex
perimenten in zijn werk. Zijn bomenserie
is daar een goed voorbeeld van, de na
tuurlijke lijnen kregen een bijna meet
kundige vorm. Dezelfde ontwikkeling
kwam naar voren in de zee- en strand-
schilderingen, die hij in de zomer van
1912 in Domburg maakte. Ook in 1913
en 1 914 bevond hij zich, 's zomers, weer
in Domburg. In dat laatste jaar maakte
het uitbreken van de eerste wereldoor
log zijn terugkeer naar Parijs onmoge
lijk.
Tussen 1914 en 1919 werkte Mon
driaan voornamelijk in Laren en Amster
dam. Door zijn onderwerpen weer te ge
ven in lijnen en vlakken wilde hij ze tot
hun basiselementen terug brengen om
ze zo los van de zichtbare werkelijkheid
een eigen, universele werkelijkheid te
geven. In een volgend stadium zou ook
het basiselement van zijn onderwerpen
worden losgelaten. Lijn en kleur kregen
daardoor een grotere zelfstandigheid.
Gedurende deze periode begon Mon
driaan zijn ideeën op schrift te stellen.
Aantekeningen verzamelde hij al jaren in
notitieblokjes, nu achtte hij de tijd geko
men die uit te werken.
Zijn contact met defilosoof Schoenmae-
Strand bij Domburg (1909).
-
r-jj.iti' i
SXJSLIU
-