victorine vertelt 95 vind je op de meest recente foto's terug. Het vermogen je ondanks allerlei te genslagen nog te kunnen verwonderen, acht ik zeer hoog. Net zo hoog als een bepaalde mate van zelfrespect, en ook daaraan ontbreekt het Victorine niet. Dat dat zelfrespect in het boek soms dicht in de buurt van zelfgenoegzaam heid lijkt te komen, ligt, denk ik, aan Vic- torines eerlijkheid, aan haar gevoelig heid voor principes en aan haar neiging tot understatement. Het „gelijk" is in per soonlijke betrekkingen vaak aan haar kant (en men zegt dat mensen die altijd gelijk hebben iets missen), maar dat zou kunnen samenhangen met het feit dat ze zich in het algemeen meer via reacties dan via acties uit. Ik geloof niet dat Vic torine aan zelfgenoegzaamheid of zelf overschatting lijdt; in mijn ogen heeft zij al vroeg in haar leven moeten leren datje voor de dingen die erop aankomen altijd alleen staat en heeft het leven zelf, on danks vele zeer dierbare vriendschap pen, haar dat steeds opnieuw bewezen. Zij weet dus, in sommige opzichten, wat zij waard is en stelt dan haar eigen gren zen. Dat betekent nog niet dat zij niet meer in staat zou zijn daar de betrekke lijkheid van in te zien of om zichzelf te la chen als daar aanleiding toe is. Levensloop Victorine Hefting werd op 2 augustus 1905 in Utrecht geboren. Haar ouders waren Groningers en in vele opzichten tegengestelde naturen. De vader, een zeer sociaal bewogen huisarts, was in trovert en bedachtzaam; de moeder, veel jonger, was extrovert, impulsief en zeer gesteld op uiterlijkheden. Zij verliet haar gezin kort na Victorines derde verjaardag. Victorine bracht het daaropvolgende jaar door bij een broer van haar vader, die een plattelandsprak tijk in Groningen had. In december 1 909 keerde ze naar Utrecht terug. Met de hulp van een huishoudster zorgde haar vader nu zelf voor haar. Hij probeerde zoveel mogelijk tijd voor haar vrij te ma ken en zij zou hem al gauw helpen met kleine dingen in de praktijk. Ondanks dat en ondanks voetbalspelletjes met kinde ren uit de buurt was ze vaak alleen, haar wereld werd dan gevuld met fantasiefi guren; ze voerde in haar eentje hele to neelstukken op in de tuin. Toen ze vijf jaar oud was werden haar voornamen van Maria Aleide Jacoba, namen uit haar moeders familie, veran derd in Johanna Victorine Christine, echte Hefting-namen. Haar vader noemde haar graag Koren, naar haar blonde haar. In de vroege zo mer gingen ze vaak samen naar Zeeland om daar de gewassen in bloei te zien. Van haar zesde tot ongeveer haar twaalfde jaar bracht Victorine de zomer maanden vanwege een tuberculeuze aandoening aan zee door. Daar ontwikkelde ze, zoals ze het zelf omschrijft, een sterke religieuze behoef te, die haar haar leven lang, nu eens meer dan weer minder, is blijven verge zellen. Haar rustige kinderjaren veranderden toen haar vader hertrouwde met een vrouw die ernstig zenuwziek werd en Victorine zou gaan mishandelen. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren, waarvan er één in leven is ge bleven: Victorines halfzusje Tineke. Inmiddels zag Victorine, eens in de drie weken, haar eigen moeder weer. Bezoe ken waar ze een minderwaardigheids gevoel aan overhield omdat haar moe der vrijwel voortdurend probeerde haar belachelijk te maken. De school, het gymnasium, ging een steeds grotere rol spelen, Victorine deed veel aan sport, tenniste met vrienden en vriendinnen en was lid van een literaire club. Aan haar schooltijd kwam een vroegtijdig einde toen ze halverwege de vijfde klas naar een Zwitserse kostschool werd gestuurd om te herstellen van een chronische voorhoofdsholteontsteking. Ze bleef er anderhalf jaar, leerde haar talen goed spreken, leerde skièn, las veel en was lid van een geheim toneelclubje. Haarvoor- keur voor Baudelaire stamt uit deze pe riode. Terug in Nederland volgde ze een drie jarige opleiding aan de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam. Je moest drieëntwintig zijn om er mee te kunnen werken. Victorine was eenen twintig toen ze klaar was. Ze solliciteer de naar een (tijdelijke) baan op de biblio theek van het Kunsthistorisch Instituut in Utrecht en werd aangenomen door professor Vogelsang. Daarmee begon een doorslaggevende fase in haar leven. Willem Vogelsang was de eerste hoog leraar kunstgeschiedenis aan een Ne- Victorine, getekend door Willem Vogelsang op een briefkaart uit Rome, 1934. derlandse universiteit. Hij was een groot pedagoog en een en thousiasmerend leraar. Victorine kwam er al snel achter dat dit de kant was die ze op wilde, in de tien jaren die volgden zou ze haar werk als bibliothecaresse combineren met de studie kunstge schiedenis. Haar band met Vogelsang was een heel bijzondere. Zelf zegt ze daarover: Enerzijds was ik als een kind van hem, en aan de andere kant volko men zijn gelijke, want hij behandelde me a/s vrouwDe tien jaar van mijn leven die ik in zijn omgeving heb geleefd waren jaren van verrukking. Het moet omstreeks 1 934 zijn geweest dat hun relatie in haar hechte vorm werd verbroken, wel bleven zij bevriend. Toen Vogelsang in 1 954 stierf, sprak Victori ne namens de leerlingen. Zij eindigde met een regel van Goethe die Vogelsang vaak citeerde: Man begehrt die Sterne nicht, man freut sich ihrer Pracht. De jaren van 1926 tot 1936 brachten niet alleen geluk. In die periode stierf een van Victorines oudste en beste vriendin nen, Lous van Overbeek de Meyer, op vijfentwintigjarige leeftijd aan tbc. Een ruzie tussen Victorines moeder en haartweede man waarVictorine getuige van was, liep uit op zelfmoord van de echtgenoot. Tot haar vriendenkring uit de studietijd behoort Martinus Nijhoff, Pom voor zijn vrienden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 13