HEEFT ZEELAND BLOEDARMOEDE? Peter van den Dries
Is Zeeland een gezonde regio om in te
werken, te wonen en te recreëren of
heeft de provincie last van een gebrek
ziekte die op de korte termijn geen, maar
op de wat langere termijn wel ernstige
complicaties kan veroorzaken? Ik heb
het hier natuurlijk over de sociaal-eco
nomische en politieke gezondheid van
deze regio. Middels dit artikel probeer ik
aan te tonen dat er wel degelijk redenen
zijn tot bezorgdheid met betrekking tot
deze „patiënt".
Bij het gezondheidsonderzoek ga ik een
aantal indicatoren bekijken die de ge
zondheid van een regio bepalen. Deze
zijn onder andere werkloosheid, werk
gelegenheidsontwikkeling, arbeids
marktontwikkelingen, beroepsbevol
king, migratie, inkomensontwikkeling,
regionaal produkt, woon- en leefmilieu,
infrastructuur en politieke macht.
Omdat het te uitgebreid zou worden, alle
indicatoren te bespreken, heb ik er drie
geselecteerd namelijk werkloosheid,
beroepsbevolking en migratie. Het hier
bij gehanteerde cijfermateriaal was niet
kant en klaar bij het Centraal Bureau
voor de Statistiek en andere instanties
voorhanden. Het is dus uit diverse bron
nen verzameld, geordend en bewerkt.
De werkloosheid
De eerste indicator voor de gezondheid
van een regio is het werkloosheidscijfer.
In tabel 1 zien we de werkloosheidscij
fers van 1980 t/m 1987 in procenten
van de afhankelijke beroepsbevolking.2)
Opvallend hierbij is dat Zeeland van
1 980 t/m 1 983 na de drie Randstadpro
vincies (Noord- en Zuid-Holland en
Utrecht) de laagste werkloosheid had.
Van 1 984 t/m 1 987 zelfs het allerlaag
ste cijfer van het gehele land. Men is nu
geneigd om te concluderen dat Zeeland
een gezonde regio is met zowel absoluut
als relatief weinig werklozen. Echter zo
gemakkelijk mogen we hier niet aan
voorbij gaan. Als we de personen die op
de arbeidsmarkt participeren nader
gaan analyseren komen we op het be
grip beroepsbevolking. De totale be
roepsbevolking bestaat namelijk uit
loontrekkers (circa 80%) en zelfstandi
gen (circa 20%). In tabel 2 zien we dat
de zelfstandigen binnen deze beroeps
bevolking met hun eventueel meewer
kende echtgenoten en kinderen in Zee
land sterker vertegenwoordigd zijn dan
in Nederland als totaal. Het is jammer
dat er juist over deze groep personen
weinig statistisch materiaal voorhanden
is. Ik plaats bij het lage werkloosheidcij
fer enkele kanttekeningen.
Tabel 2:
Afhankelijke beroepsbevolking als
van de totale beroepsbevolking.
Jaren: Zeeland Nederland
1971
75,7%
81,2%
1977
75,6%
79,8%
1980
75,9%
80,5%
Bron: CBS.
Tabel 1Werkloosheid naar provincie, jaargemiddelde in procenten van de afhan
kelijke beroepsbevolking.
1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987*
Groningen
9,1
15,5
20,2
24,3
23,3
22,2
21,0
20,6
Friesland
7,0
13,1
17,6
20,2
20,6
18,8
17,6
17,6
Drente
7,2
12,4
16,4
18,6
19,1
17,0
14,8
13,6
Overijssel
5,7
12,3
17,0
20,0
19,6
18,3
16,5
14,9
Gelderland
6,0
11,5
15,6
18,5
18,8
17,3
15,9
14,5
Utrecht
3,6
7,6
10,9
13,8
14,7
12,8
11,8
1 1,8
Noord-Holland
4,5
8,9
12,2
15,2
15,0
15,6
15,1
14,7
Zuid-Holland
4,8
8,2
11,1
13,9
14,9
13,5
12,9
12,7
Zeeland
5,5
9,1
12,6
15,6
14,1
11,5
9,9
9,5
Noord-Brabant
7,4
12,7
16,4
19,0
19,1
16,5
14,3
13,1
Limburg
9,8
14,4
18,1
20,7
18,8
18,2
16,2
14,9
Flevoland
-
-
-
-
-
12,8
12,8
12,7
Nederland
7,4
10,6
14,2
17,0
17,4
15,9
14,7
14,0
raming.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken.
Bewerking: PvdD.
1. In hoeverre komt er binnen de groep
van de zelfstandigen verborgen
werkloosheid voor. Winkeliers, land
bouwers en dergelijke vragen veel
vuldig om de eenmalige uitkering.
Hoeveel boerenzoons werken thuis
terwijl er te weinig inkomsten zijn
voor twee gezinnen?
2. Als we naar het deelnamepercenta
ge kijken (tabel 3) van de beroepsbe
volking in procenten van dat van de
potentiële beroepsbevolking, dat wil
zeggen het percentage dat tussen de
1 5 en 65 jaar is en normaal gespro
ken kan werken, moeten we conclu
deren dat dit percentage bij mannen
rond de 80% schommelt en bij de
vrouwen rond de 40% De Zeeuwse
deelname onder de mannen is hoger
terwijl de vrouwen lager scoren. Als
we nu eens aannemen dat die paar
procent vrouwen die eigenlijk ook
wel zouden willen werken in onze
provincie, zich ook daadwerkelijk la
ten inschrijven bij de arbeidsbu
reaus, hiermee de werkloosheid zou
den doen oplopen.
3. Het lage cijfer is een totaalcijfer van
de gehele provincie. Binnen de ver
schillende rayons zijn grote verschil
len, met andere woorden er zijn
rayons met hoge en met lage wer
kloosheidcijfers. Echter de lage do
mineren vandaar dit wat rooskleuri
ger beeld.
4. Wat is de relatie met de vertrekcij-
fers van de laatste jaren. Vertrekken
de potentiële werklozen of houden
Tabel 3:
Deelnemingspercentage beroepsbevol
king in %van de potentiële beroepsbe
volking.
Jaren Zeeland Nederland
1977
84,6%
81,5%
mannen
29,1
33,0%
vrouwen
1979
84,4%
80,0
mannen
33,3%
35,3%
vrouwen
1981
81,8%
79,0%
mannen
35,7%
38,8%
vrouwen
1983
81,4%
78,6%
mannen
38,7%
41,4%
vrouwen
1985
79,8%
77,4%
mannen
39,1
42,3%
vrouwen
Bron: CBS Arbeidskrachtentellingen 1977 t/m
1985.