heeft zeeland bloedarmoede?
100
De industrieën in het Sloegebied, 1984. (Foto: Deltaphot)
1983 de allerlaagste cijfers van alle pro
vincies. 1983 was zogezegd even een
opleving omdat er gewoon vier provin
cies nog lager noteerden. De oorzaken
hiervoor moeten gezocht worden in het
ontbreken van een universiteit en andere
vormen van hoger onderwijs evenals het
ontbreken van een werkgelegenheids-
structuur met een brede toplaag. De
centralisatie van allerlei Rijksdiensten
en semi-Rijksdiensten naar de Rand
stad, aangevuld met de afbouw van het
Deltaplan, hebben ook sterk bijgedra
gen tot het verloren gaan van hoogwaar
dige arbeidsplaatsen.
Verwacht mag worden dat de cijfers
voor 1 987 nog ongunstiger zullen zijn.
Geschooldheid zegt natuurlijk niet alles
over het niveau van werkgelegenheid.
Gezien het probleem de kwaliteit van de
arbeidsmarkt op andere manieren te on
dersteunen met cijfers ben ik wel ge
noodzaakt deze cijfers als indicator te
gebruiken. Het ontbreken van een be
hoorlijke toplaag van middelbaar- en
hooggeschoolden op de arbeidsmarkt
moet worden uitgelegd als een ver
schraling van de arbeidsmarkt. Een ar
beidsmarkt die toch al vrij eenzijdig was
samengesteld. De zogenaamde „High-
Tech"-bedrijven zijn sterk in opkomst en
niet erg gebonden aan een vaste vesti
gingsplaats. Het ontbreken van goed -
technisch - geschoold personeel zal hun
eventuele keuze vrijwel zeker negatief
beïnvloeden. Verder zijn ook de gevol
gen voor de woningmarkt - vooral in de
koopsector - merkbaar door het ver
trekken van deze voor elke regio belang
rijke groep personen.
De migratie
Het aantal mensen dat de provincie bin
nenkwam of verliet heeft in de loop der
jaren nogal wat wijzigingen ondergaan.
Grosso modo springt alleen de periode
1 966-1 981 eruit als een tijdvak met een
vestigingsoverschot. Al de andere perio
des laten een negatief saldo zien. Zo ook
de periode 1982-1986 (tabel 6). Drij-
gers en Kruis4) oordelen in hun artikel
„Interregionale migratie en ruimtelijk
beleid" dat een vertrekoverschot niet bij
voorbaat dramatische gevolgen hoeft te
hebben mits kwaliteit van werkgelegen
heid, woonomgeving, onderwijsvoor
zieningen niet minder wordt.
De vraag is of de vertrekoverschotten
veroorzaakt worden door mensen die
wegtrekken omdat ze werkloos (dreigen
te) worden of dat er minder mensen Zee
land binnen komen.
Er is namelijk door de jaren heen een vrij
constante stroom import-Zeeuwen ge
weest, die de laatste jaren minder wordt
terwijl de uitgaande stroom ongeveer
gelijk blijft, aldus bovengenoemde au
teurs. Als we het verschijnsel migratie
beter gaan analyseren merken we dat
migratie een selectief proces is. De be
volkingscategorie 20-30-jarigen vormt
de hoofdmoot. Uit onderzoek blijkt5) dat
als vertrekreden vaak het werk- en in
mindere mate het woonmotief wordt ge
noemd. Migratie wordt dus veroorzaakt
door aan de ene kant het ontbreken van
adequaat werk of studiemogelijkheden
voor een belangrijk arbeidsmarktseg
ment en aan de andere kant wordt de ar
beidsmarkt, de werkloosheid en bijvoor
beeld woningmarkt beïnvloedt. Geluk
kig staat er tegenover het vertrek een
vestigingsgetal van bijna evenveel men
sen. Ook zij geven de werk- en woonre
den aan.
De slotconclusies van het rapport „Wis
selend getij" (1985) zijn onder andere:
- Het Zeeuwse vertrekoverschot van
de laatste jaren moet vooral verstaan
worden als een geringere vestiging.
- Een min of meer sluitende migratie
balans of eventueel een beperkt ver
trekoverschot lijkt op langere ter
mijn aannemelijk.
De jongste cijfers over 1 987 geven het
beeld van een vertrekcijfer dat minder
toeneemt als het vestigingssaldo (res
pectievelijk 250 en 520 personen). Per
saldo een vertrekoverschot van 1060
personen. Als we de natuurlijke groei er
bij betrekken6), een afname van de
Tabel 6:
Vestigingsoverschot in Zeeland (1977-1986).
Jaar. 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987
Aantal: 2695 2409 2413 1578 971 -164 -252 -1182 -755 -1300 -1060