pieter stoffelsz uit mattemburch 105 Dierick Heijnricxs komen wij na het ein de van de bedijkingswerkzaamheden, eind 1 598, niet meer tegen. Zijn werk is voltooid. Maar Pieter wordt de machtig ste man van het eiland. Het leven van de eerste rentmeester van het nieuwe eiland Noord Beveland kan in vijf periodes worden onderscheiden: de periode West Brabant, de periode Delft, de periode Noord Beveland, de periode Prinsenlant en de periode Breda. Onze interessen gaan uiteraard voorna melijk uit naar zijn bemoeienissen met Noord Beveland. Eerste voorbereidingen Maria van Nassau vertoefde in januari van het jaar 1 597 te Delft en de bode van de graaf van Hohenlohe had het er druk mee. De graaf van Hohenlohe ver toefde in Den Haag Ook de graaf van Hohenlohe had het druk. Hij was de echtgenoot van Maria van Nassau, moest haar goederen beheren en tegelij kertijd ook de goederen van de oudste zoon van Willem van Oranje, de ontvoer de Philips Willem, die door zijn zuster Maria werden beheerd. Want vrouwen, ook hooggeboren vrouwen, laten derge lijke zaken aan hun echtgenoot over. Philips Willem mocht van de Staten Ge neraal en van de Staten van Holland en Zeeland de noordelijke Nederlanden niet betreden: in de ogen van de vechtende vrijheidsstrijders had hij zich te zeer ge compromitteerd aan het Spaanse hof en was hij bovendien te dikke vrienden met de geliefde dochter van Philips II, Isabel la en haar man Albertus van Oostenrijk. Want er was die opstand tegen Spanje. De graaf was niet lang op een plaats. Nu eens in Den Haag, dan in Delft, dan in IJsselstein, dan in Breda, dan in St. Maartensdijk, dan bij zijn troepen. Hij was een echte oude houwdegen, een vechtgeneraal en een onbesuisde dronkaard. Liefhebber van goede wijn, mooie vrouwen en van vechten l2). Maria van Nassau zal er wel aan te kort geko men zijn. 8 Februari had de graaf tijd voor zijn echtgenote. Hij stuurde zijn speciale bode Melchior Frank er op uit om zijn vrouw in Delft te verzoeken naar Den Haag te komen en zich bij hem te vervoegen. En waarom Melchiorvier da gen later door Maria van Nassau vanuit Den Haag naar Delft werd gestuurd om „te haelen een doose daer de affdruck- sels van 12 keijsers inne waren ge- packt", weten wij niet. Waarschijnlijk een geschenk voor de een of ander, want numismatiek was in die dagen een ge liefde bezigheid. Het moet in het Delft van die dagen niet veilig zijn geweest. De rekenkamer van de graaf van Hohen lohe was al eens meer het doelwit ge weest van insluipers en die van de stads- magistratuur haastten zich „voor de Re- kencamere (te) laeten maecken zeekere nieuwe deure, om het quaet gheboefte buiten te sluiten". Bode Melchior had zijn standplaats in die kamer en Pieter Stoffelsz uit Mattemburch zwaaide er de scepter. En tussen allerlei reizen door naar IJsselstein en Jaarsvelt heeft Mel chior op last van Pieter ook nog even een „leeren custodie off sack gecocht om de caerte van noortbevelandt in te bewa ren". Een custodie, die Pieter 32 stuivers had gekost. En voor het „stockxen om de caerte op te rollen" werden drie stuivers neergeteld. Op 6 september 1597 ging zo het te bedijken eiland Noord Beve land in die rekenkamer een eigen leven leiden. Intussen moest de graaf, tussen alle oorlogshandelingen door, zijn aan dacht ook verdelen over allerlei andere zaken. Wij kunnen dit nagaan door de gangen van zijn bode te volgen. „Eerst den 5 en Julij 97 ben ick van Buren ge- vaeren met zeeckere brieven van zijne Gen: beroerende de vergaderinghe tot St. Maertensdijck, teghens de 14 e derselver maent, op de dijckagie van Noort Bevelandt van buren naer delfft, van daer nae St Maertensdijck, ter Goes, Middelborch, Zirczee. Aende heren Brasser ende andere in de haghe te delfft gelaeten. Voorts aen diversche heeren in Zeelandt zijnde de 1 3 e wede rom te Buren gecommen, facit negen dagen te 20 st. daeghs opt welbevinden van mijne Gen: heere mits dattet te ex- cessijff diere is om te tèeren comp 9 K gids". Vooral dat reizen op Zeeland zat de bode tegen: „van vracht van buren te Delfft; van delfft tot St maertensdijck met quaet weder; van Maertensdijck overgevaeren op ijsickedam; van daer te voet op der Goes ende vandaer tot Zirc zee; van Zirczee op Delfft over de vee- ren". Maar de achterliggende bedoelin gen ontgingen aan het benul van bode Melchior Frank. Bij hem ging het om de direct waarneembare zaken: „den 3 e September 97 tot Rotterdam geweest met brieven vande Raide aende Admira liteit om dat jacht van zijne Gen: teghens Sondaeghe toecommende soude ghe- reet moghen zijn voor den heeren om naer Noortbevelandt te vaeren...". De raadsheren Dimmer en Steeland gaan in opdracht van de graaf poolshoogte ne men van het werk dat de landmeters Jan en Simonsz Indervelde op de gorzen en slikken van het verdronken land van Noord Beveland aan het verrichten zijn. De commissie De voorlopig verbannen Philips Willem, directe erfgenaam van de bezittingen van het Huis van Buren, had middels zijn bekende „Aggreatie" de graaf van Ho henlohe, gemachtigd de bedijkings werkzaamheden aan te vatten. En de graaf, op zijn beurt, liet die zorg voor het grootste gedeelte over aan zijn raadshe ren Philips Steelant, Erik Dimmeren Phi- libert van Turnhout die door rentmeester Pieter Stoffelsz uit Mattemburch wer den bijgestaan in het juridisch steekspel tussen de graaf en de Staten van Zee land betreffende de voorwaarden waar op de gorzen van Noord Beveland zou den worden bedijkt en ingepolderd. Het steekspel betreffende oude ambachts- heerlijke rechten; het recht op hoge ju risdictie; de uiteindelijke vorm van het octrooi tot bedijking; vrijheid van lasten voor de graaf gedurende de eerste dertig jaar; gedeeltelijke overname van de goe deren van de oude roomse kerk, van abt Nicolaus a Castro, hem herhaaldelijk door de rentmeester Bewesterschelde Pieter van de Hooghe uitgelegd. Een steekspel ook met andere grondgerech- tigden, die wij later zullen terug vinden in de heerlijkheid en de gemeen am- bachtsheerlijke kavelen van Cats13). Waarbij - zoals later na zijn dood zal blij ken - de graaf toch voor eigen brutaal gewin prins Philips Willem voor meer dere tientallen duizenden ponden zal oplichten. De rentmeester is op alles voorbereid. Hij heeft op 23 februari van het jaar on- zes heren 1 598 „eene grootestockbors- se" gekocht „omme op de dijckagie de penningen inne te steecken ende bewa ren" voor vijf schellingen en zes grooten l4).Zijn standplaats is nog de re kenkamer te Delft, maar Pieter wordt in het begin van het jaar 1 598 al rentmees ter van Noord Beveland genoemd en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 23