PIETER STOFFELSZ UIT MATTEMBURCH (II) De vergeten grondlegger van Noord-Beveland 1579-1602 en 1605-1610 Dr. J. B. V. Weiten De verpachting Na de bedijking waren de verpachting van de landen en de aanbesteding van de molen het reisdoel van Cornelis Pie- tersz25). Hij had voor dertig stuivers bil jetten laten drukken bij Jan Andriesz, boekverkoper te Delft en in zijn reistas gestopt. Het is dan 1 9 september 1 598. Men had een prachtige tekst op gesteld26): Noordt Bevelandt Men adverteert eenen yeghelijcken, dat men van wegen sijne Gen: den Wel-gheboren heere/Grave van Ho- henloe/Vrijheer tot Langenberch/ etc. Lieutenant Generael/etc op den heeren-huyse der dijckagie van Noort-bevelandt/des Woens- daeghs/wesende den lesten Sep- tembris/1 598. goedts tijds voor middagh/openbaerlijcken (den meest-biedende) verhuyren ende verpachten sal/diversche parthijen van landen/gheleghen opden nieu wen dorpe van Colijnsplate/ende el ders in Noort-Bevelandt voorsz. op conditiën ende voorwaerden/die- men alsdan oplesen/ende middeler tijt aldaer vinden sal: Onder andere inhoudende/dat de Pachters hare pachten suffisantelijcken sullen ver- borghen: die daer inne gadinge heb- ben/moghen hen aldaer laten vin- den/ende heure Borghen mede brengen. Ten selven daghe ende plaetse/sal- men (van weghen als voren) beste den te maken/ende aldaer op te rechten/zekeren Coorenwindt-mo- len/openbaerlijcken den minst doende/op ghemaeckt te leveren in Meerte/1 599. volghens den bestek- ke daer aff zijnde/datmen middeler- tijde aldaer oock sal vinden. Noch sullen ten voorsz. daghe ende plaetse oock wesen eenighe persoo- nen/last hebbende om aen goede suffisante Pachters eenighe Landen ofte Hoeven/in Noordt-Bevelandt/ uyter hand te verpachten/die hier gadinghe inne hebben/moghen hen hier naer reguleeren Den eenen segghet den anderen voort Cornelis Pietersz reisde zijn weg. Op 1 9 september vertrok hij van Delft. Het weer zat hem niet mee. Het was mistig. Slecht zicht en trieste regenval vertraag den zijn reis. Overal vielen boten en ve ren uit, wat hem veel oponthoud bezorg de, totdat hij eindelijk op 25 september de biljetten, waar nodig, had aangeplakt en bij het Heerenhuis arriveerde. Het Heerenhuis was eigendom van de geza menlijke ambachtsheren en ingelanden van de bedijkte polder en wat moeten die ambachtsheren en ingelanden na die inpoldering met dat huis? Op 17 maart 1 599 besluiten zij het Heerenhuis ten geschenke te geven aan de graaf van Hohenlohe27). Die kan er ten behoeve van het dorp wat mee doen en de vroe gere eigenaren zijn zo van het onder houd en de zorgen af: „D'ambachtsheeren ende Ingelan den van Noortbevelandt, Colinsplae- te ende Catz op huijdent in delibera tie gelecht hebbende dat men den welgebooren heere Philips: Grave van Hohenloe, lieutenant generaal, soude doen eene redelijcke vereerin- ge oft geschenk omme eenichsinste erkennen zijn Gen: goede ijver; goe de genegentheyt ende beleyt ge- daen int stuck van dese dickagie, hebben eendrachtelijck (niettegen- staende de costelijcke swaere dicka gie ende datse soe groote somme alsnoch ten achteren zijn ende over heur landen te schieten hebben) sijn Gen: geschonken de huijsinge staende op Colinsplaete buijten dijcx, genaempt s'heeren huijs Kennelijk was de bedijking nog niet ge heel betaald. Men had de gorzen ge kocht, een derde van de koopsom ineens voldaan en tweederde voor de tijd van driejaar mogen behouden tegen de pen ning zestien; gelden, die nog betaald moesten worden en uit de opbrengsten van de eerste oogsten moesten komen. Maar de graaf kreeg de beschikking over „de huissinge buijten dijcx". Bovendien vond men dat hij nog wel wat meer had verdiend vanwege zijn moeite voor zijn en hun goede zaak. Een schenking van 3600 Karolus guldens „tot incoop van eenige vaselle oft ander properheyt". De graaf kon in IJsselstein of Den Haag best nog enige mooie vazen of andere stuk ken gebruiken. 3600 Gulden, „te betae- len in twee termijnen oft egale portien als te weeten d'eene helft Bamisse toe- commende anno 1599 ende d'ander helft Bamisse anno 1 600" en, zo schrijft men verder: „Versoeckende dat zijn Gen: 't selve in danck believe aen te ne men ende dat zijn Gen: believe te conti nueren zijne goede affectie ende gene- genheyt tegens de ingelande. Aldus ge- Handtekeningen onder een afrekening van Philips van Steeiant en Pieter Stoffelsz uit Mattemburch, 1 597. pf

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 24