pieter stoffelsz uit mattemburch
137
183. Heerlijkheden Oranje 1609
De heerlijkheden van Oranje In 1609. Deze kaart, pendant van de kaart met de heerlijkheden In de Nederlandse provinciën In het bezit van
Willem I van Oranje (zie blz. 48). geelt de verdeling weer van de nalatenschap van prins Willem onder zi/n drie zoons. Fillps Willem,
Maurlls en Frederlk Hendrik. Van de heerlijkheden In Luxemburg kreeg Maurlls de eigendom, en Fillps Willem hel vruchtgebruik.
Eigendom Frederlk Hendrik Eigendom Fillps Willem
Eigendom Maurlls
ÜVitfl Vruchtgebruik Filips Willem
c.a. - en bijbehorende gebieden; vvH Grote Waard - Visserijen der verdronken Heerlijkheden In de Grote Waard;
H.a.d.L. Heerlijkheid aan de Lek.
Heerlijkheden van het huis van Oranje, 1 609 (Uit: Kogel door de kerk).
daen ende geaccordeert op den XVII e
Martij 1 599".
Het is zeker dat men de hulp en de affec
tie van de graaf in toekomende tijden
nog hard nodig zou hebben, maar dat
kon men toen nog niet weten. En belo
ven en doen is twee. Rentmeester Pieter
Stoffelsz uit Mattemburch schrijft later
dat de ingelanden en ambachtsheren
weliswaar 600 pond beloofd hebben,
maar dat achteraf bleek dat niet alle in
gelanden op die „deliberatie" in maart
1 599 aanwezig waren geweest: „welc-
ke vereeringhe eenighe absente gelan
den naderhant verclaert hebben nijet te
bewillighen volgens de acte daer van
zijnde"28). Men was in die tijden niet te
bescheiden, 600 Vlaamse ponden, die
de graaf - levensgenieter als hij was -
altijd wel kon gebruiken. Hij gaf zijn
rentmeester op 5 april 1600 de op
dracht „hier en daer te vereeren totter
somme van III c Carolus guldens, ten
eijnde alles met beter contentement ef
fect mocht hebbenOmkoperij,
zouden we nu zeggen. Onwilligen of hun
vrouwen geschenken aanbieden ter
waarde van driehonderd gulden; wel
licht dat men wat gewilliger werd. „Soe
heeft den Rendant bij advise ende voor-
weeten van mijne heeren van de Raide
devoors. Ill c Carolusguldens uuijtgege-
ven, ende laten defalqueren, blijckende
bij hare specificatie hier overgelevert,
beneffens de voors. acte van weijghe-
ringhe ende ordonnantie van zijne
Gen:De rentmeester dekt zich
in: stelt de raadsheren van de graaf op
de hoogte, verzamelt alle bewijsstukken
en wenst geen enkele verantwoordelijk
heid te dragen en in margine schrijven
de boekhouders van de rekenkamer in
Delft:
„Blijckt bij de ordonnantie van zijne
Gen: om dese vereeringe te doen,
...sacke van weijgheringhe van de
onwillighe contribuerenden. Ende
voirts een staetken, bij die vande
Raide geteeckent, waer ende" wije
dese drijhondert carolusguldens zijn
vereert".
De geschiedenis vermeldt niet of de
3600 karolusguldens tenslotte toch bij
de graaf terecht gekomen zijn. Maar
men kan het vermoeden. Wat nu smeer
geld heet, was toen de gewoonste zaak
ter wereld.
Opbouw van eiland en dorp.
Pieter Stoffelsz uit Mattemburch was
een druk bezet man.
Hij woonde in die tijd nog in Zierikzee.
„Staetken Item heeft den Rendant
inden jare 1599 ende 1 600 tot veele
ende verscheidenen tijden op noort-
bevelandt geweest ende zeer lange
continueelijck moeten blijven als
eenige sheerenwercken van kaije,
straete, spuije, molen, hooffden,
dammen, onderhouden waren te
maken, repareeren ende verbeteren
ende wel toe te sien dat alles wel en
de naer behooren ware gemaeckt".
En:
„Item op den XVI en septembr. 1 599
is den rendant (sijnde op Noort-be-
velandt om de voorderinghe van de
wercken aen de kaije ende de spuije
metten dijckgrave ende secretaris
smorgens vroech opt leechwater
eens te voete gegaen tot Cortgene.
Aldaer commende hebben gevon
den twee schuijten van der Goes
souckende harden steen d'eenen
van de hoofden ende d'andere bij
den toren ende daer ontrent; daeraff
dat de schuytluijden van deerste
schuijte sulcx ontkenden ende heeft
men die alsoo ledich doen affvaeren.
Ende de twee schuijtluijden van
d'ander schuijte namentlijck Jacob
Lossekinne ende Jeronimus Corne-
lisz hebben tseive commen te ken
nen gegeven ende aendienen. Wae-
romme mits haren gedaen arbeijt
van vergaderen en soucken van den
steen is men mette zelve geaccor
deert om een schuijt steen geladen
na behooren te brengen op Colijns-
plate mits dat den selven opt hooft
wel noodich sal wesen ende hen be
looft drije ponden vis".
Al een zestig jaar oud gebruik bij deGoe-
senaars om stenen en palen en andere
bouwmaterialen van de overstroomde
steden en dorpen van het oude Noord-
Beveland te gaan zoeken en voor goed
geld elders te verkopen. Een mooie wan
deling ook voor de rentmeester, de se
cretaris en de dijkgraaf. Met laarzen
stappend over de slikken op Kortgene
aan. De oude smalstad, waarvan alleen
de toren overeind gebleven was, die
overigens dank zij het metselwerk van
de Colijnsplaatse metselaars overeind
gehouden zou worden. Het zal wel ver
boden zijn geweest, wat die schippers
lieden deden. Die van de eerste schuit
ontkenden dan ook wat zij van plan wa-