pieter stoffelsz uit mattemburch
138
ren, moesten hun schuit ontladen en on-
verrichterzake terugvaren op Goes.
Maar de heer Lossekinne met zijn maat
bekenden. Bovendien kon men de steen
op het hoofd van de Colijnspiaatse ha
ven goed gebruiken. De heren gooiden
het op een accoordje: drie pond voor de
vracht en ongestraft op huis aan, nadat
zij hun lading naar Colijnsplaat hadden
gebracht. Maar ook die van de magis
traat en het gerecht zijn niet altijd eerlijk
en men liep terug, terwijl de schippers
het zeil hesen, op weg naar Colijnsplaat.
Drie pond is achttien gulden. Maar zij
kregen er maar zeventien. En als uit
vlucht werd de heren Lossekinne en Cor-
nelisz meegedeeld, dat zij hun schuit
niet behoorlijk hadden geladen. Weer
een gulden verdiend. En de rentmeester
blijft het druk te hebben met de opbouw
van eiland en dorp29):
„Item op de eerste Meije 1 599 is den
rendant gereijst van Delfft naer Zee-
landt om den dienst van zijne Gen:
Eerst omme te visiteeren ende be-
stecken te doen maecken vande
kaije, spuije, havene, hooffde, dam
men, kerckgracht etc. mette estima-
tien vandijen. Item den kerckgracht
ende de steenen teerlingen onder
het cruijswerck vanden molen te be
steden. Ter Goes te reijsen om aen la
Salie ende zijne cooperen vanden
Schaepspolder te insinueeren
Wederom op Noordt Bevelandt ge-
commen om den molenerff te doen
effenen, de molensteenen te doen
opnemen; het metselwerk van de
teerlingen te doen vorderen ende be-
taelen. Tot ZZee naer doren te verne
men, coopen ende te doen planten
op Noordt Beveland metgaders oock
eenich elsenplantsoen van Delfft tot
ZZee te doen comen. 2 april weer in
Delfft teruggecommen".
De rentmeester vraagt voor zijn vracht
en teerkosten („behalven eenighe dagen
die ick in saecken vande dijkagie ende
van mijn particulier hebben gevaceert")
- want Pieter Stoffelsz had ook land ge
kocht - 69 karolusguldens. Het reizen in
die tijd vanuit het Noorden naar Noord-
Beveland was een ingewikkelde en tijd
rovende zaak met vaak veel oponthoud
bij slecht weer. Zoals alles door het weer
werd bepaald; met namedeopbouwvan
het dorp Colijnsplaat. Het regende die
herfst van het jaar 1598 aanhoudend.
Familiewapen van Mattemburch.
Sluizen en spuikommen verzakten, de
wegen en weggetjes stonden blank. Het
zand stroomde van de opril die tegen de
dijk was aangelegd de dorpstraat in. Het
zou jaren duren eer men in staat was die
hoofdweg deels met klinkers te bestra
ten en middels geulen langs de kant
droog te maken. De toestand in de
hoofdstraat van het dorp was zo slecht
en erbarmelijk, dat de inwoners vooral in
de winter niet van de ene zijde van de
dorpsstraat naar de andere konden ko
men30).
„Ende want noch hoogh nodigh is om
van deen zijde van de breede straete tot
aen dander zijde te moghen gaen inden
winter tijt", zetten de dorpelingen zich
aan het werk. Niet alleen legden zij op
vier plaatsen vier voetpaden van steen
om van de ene kant naar de andere kant
te kunnen lopen, maar zij beloven die
paadjes ook zelf te zullen bekostigen.
Voorlopig laat Pieter Stoffelsz zich dan
ook alleen overdag bij de werkzaamhe
den zien. Hij woont tijdelijk in Zierikzee,
waarschijnlijk bij zijn vriend de dijkgraaf
Johan Oortsz, met wiens zoon Jacob
Pieter's weduwe later zal hertrouwen.
Tot de toestand in het dorp dragelijker
werd. Dan pas gaat hij er zelf wonen:
„Aen mijne Heeren
Mijne Heeren vande Raide van
haer furst: Gen: van Orangien
Gravinne douagie van Hohenloe
etc.
Geeft reverentelijck te kennen Uwe
Ed. zeer dienstwillighe Pieter vuijt
Mattenburch in Noortbevelandt, hoe
dat hij suppliant in deerste, als den
selven eijlande is tot culture ge
bracht (om zijn offitie beter te mog
hen bedienen ende mijne heren van
de Raide ende commissarissen op de
verpachtinghe beter te accomodee-
ren, gemerckt aldoen gheen gele-
gentheyt en was van andere huijsen)
op de voors. dorpe van Colijnsplaet
heeft getimmert zeekere huijsinghe
mijne heeren kennelijck ende aldaer
betimmert twee erven zijnde tne-
gentich roeden, bedragende tot
twee stuijvers de roede dertich
schellinghen vlaems tsjaers, heb
bende noch achter over de straete
twee ledige erven beheijnt ende een
bergh gestelt om te gebruijcken."
En in de deuren van zijn achterkamer
laat hij vier mooie ruiten maken. We
hebben de rekening van de glazenmaker
Eijngel Cornelisz terug gevonden31).
„Memorie van alsulcke vier gelaesen
die ick Eijngel Cornelisz gelaes-
maecker hebben gemaeckt in de
heerlijckheyt van Koollijnksplaet in
de huijssinge vanden rentmeester
Mattenborch in sijn achterkaemer.
Voor het eerste een gelas met het
wapen van den prins van oraeijen
kost vijff Karolusguldens ende vijff-
thien stuvers
Voor het tweede een gelas met het
wapen van zijnde genade met het
wapen daerinne gestelt kost vijff ka
rolusguldens ende vijff stuvers
Voor het derde een gelas met het
wapen daerinne gestelt van zijnder
genadens huijsvrouwe kost vijff gul
den vijfftijen stuvers
Voor het vierde een gelas met een
witte roude kost met het kompas
drije karolusguldens ende sesthijen
stuvers
bedraagt in alles dese vijer ge
laesen eenentwintich gulden en
de vijer stuvers, kennen ick Eijn
gel Cornelis hijer aff voldaen te
sijn wt handen vanden rentmees
ter Mattenborch toirconden de-
se geteijckent den 19 e Novem
ber 1601
Enghel Cornelisz gelaesmaek-
ker".
Voortaan keken Pieter Stoffelsz en zijn