EEN 18e EEUWS PLEIDOOI VOOR JONG MOEDERSCHAP
VAN DE MIDDELBURGSE MEDICUS-KOOPMAN
DR HENDRIK JAN HALFFMAN (1729-1813) A. van Santen
MORBIS VÏRGINUM.
"The girls tell me:
"Before I was pregnant,
I was nothing.
Now I am somebody,
I am mother"
Het verhaal van een medicus, die tegelijk
koopman was, is een voorbeeld van de
vermenging van functies zoals deze in de
18e eeuw in verschillende vormen aan
wezig was.
In zijn studie over de ziekten van de
maagden gaf hij blijk van zorg om het
welzijn van de jonge vrouw.
Wat de motieven zijn geweest voor de
gebroeders Halffman om hun geboor
teplaats, Rheinberg in Westfalen, te ver
laten en zich in Middelburg te vestigen,
is moeilijk nauwkeurig vast te stellen.
Behalve politieke en godsdienstige re
denen2), hebben stellig vooral de eco
nomische een grote rol gespeeld. Mid
delburg als één van de belangrijke loca
ties van de VOC zal een bijzondere aan
trekkingskracht hebben gehad op deze
Evangelisch georiënteerde jongeman
nen met ondernemingszin en beschik
kende over enige financiële middelen.
Dit laatste kan de reden zijn dat zij spoe
dig als kooplieden in de Middelburgse
samenleving werden opgenomen; zij
legden de poorterseed af, trouwden er
en kregen er kinderen. Daarmee legden
zij de grondslag voor de meer dan twee
eeuwen durende Zeeuwse geschiedenis
van de Halffman-familie3).
Als oudste zoon van een der beiden,
Lambertus Halffman, werd Hendrik Jan
in 1 729 in Middelburg geboren en op 26
februari 1730 Nederduits Gereformeerd
gedoopt.
Dat het de familie zakelijk goed ging,
kan blijken uit de opleiding, die de zoon
ging volgen. Hij behoorde tot de zeer
kleine groep van kinderen, die in 1739
de Latijnse School onder het rectoraat
van Frederik Lodewijk Abresch ging vol
gen. Hij was tien jaar, maar er waren ook
jongere leerlingen. Vijf jaar later, in
1 744, maakte hij als een van de vier abi
turiënten van dat jaar de plechtige op
tocht achter de twee stadsboden van de
school naar het auditorium van de Koor
kerk mee. Daar werd van hen een latijnse
oratie verwacht (meestal door de leraren
opgesteld!), waarna zij „met lof en ze-
genwenschingen naar de academie wer
den gepromoveerd"4).
Hendrik Jan ging inderdaad studeren en
verrassend genoeg liet hij zich als zes
tienjarige op 10 september 1746 in
schrijven in het Album van de Groningse
Academie! Een hele onderneming voor
die tijd, maar typerend voor de expan
sieve geest in deze familie, die ook later
zal blijken.
Naar gewoonte van die tijd wisselde hij
na vier jaren van academie en ging in
Leiden verder studeren.
Hier sloot hij zijn studie af met een dis
sertatie medica over „De Morbis Virgi-
num" (over de ziekten van de maagden,
jonge vrouwen, die nog geen kind heb
ben gebaard)5). De promotie vond op 3
februari 1753 plaats, waarbij Halffman
tot geneesheer verheven werd.
Halffman wijdde zijn studie niet aan de
ziekten van vrouwen in het algemeen,
maar speciaal van jonge vrouwen, die
om tot dan toe onbekende oorzaken ziek
konden worden en zelfs konden sterven.
Men zou graag willen weten of er een
speciale reden voor hem is geweest om
dit onderwerp te kiezen. Een van zijn
medestudenten heeft met lichte spot in
het door hem aan de dissertatie toege
voegde gedicht zijn mening daarover
gegeven, die echter moeilijk serieus ge
nomen kan worden. Eerder kan een tra
gische gebeurtenis, die in zoveel fami
ne's in die tijd voorkwam, meegespeeld
hebben: in hetzelfde jaar, dat Halffman
ging studeren, overleed in Middelburg
zijn nichtje Catharina Halffman, 22 jaar
oud.
Zijn proefschrift6) begon dan ook met de
constatering; „dat het te betreuren valt,
dat de kracht en de schoonheid van jon
geren c.q. maagden in de loop van de tijd
verloren gaat" I). Hij constateerde, dat
hoewel medici daartegen maatregelen
hebben ontwikkeld, er toch nog vele on
bekende zaken overblijven.
Halffman meende hier enige klaarheid in
te kunnen brengen door vooral anato
misch te werk te gaan. Niet minder dan
elf paragrafen werden door hem gevuld
met uitvoerige beschrijvingen van zijn
anatomische waarnemingen van de
vrouwelijke geslachtsorganen. Opval
lend is dat hij een verrassend openharti
ge beschrijving gaf! Daarbij moet opge
merkt worden dat hij vooral zakelijk
bleef en in geen enkel opzicht het spoor
volgde van de in zijn tijd gebruikelijke
fysico-theologische werkwijze. De Mid
delburgse medicus Leonard Stocke had
daartoe in 1 733 een „Genootschap voor
bespiegelende ontleedkunde" opgericht
en bij zijn vertrek uit Middelburg naar
Utrecht hield hij een afscheidsrede,
waarin hij de anatomie beschreef als
„een omwandeling in het Praalgebou
van Gods Mogendheid" (dat is het men
selijk lichaam)7). De ontleedkunde werd
daarbij beschouwd als een middel „om
Gods bestaan, goedheid, wijsheid en al
macht te demonstreren"8).
Halffman bleef echter bij de uiterst zake
lijke anatomische belangstelling staan.
Zijn godsdienstige overtuiging stond
hier geheel buiten. Deze blijkt uit de op
dracht van zijn dissertatie aan zijn Mid
delburgse predikant. Prof. Jacobus Wil-
lemsen. Daarin verontschuldigde hij
zich tegenover hem afgeweken te zijn
van zijn aanvankelijke voornemen theo
logie te gaan studeren om de kerk te
gaan dienen (ad vasa Domini in sanctua-
rio ejus olim partanda destinare). Hij be
dankte hem voor zijn begeleiding en
hulp, maar de Goddelijke Voorzienig
heid had anders beschikt (aliter Divinae
Providentiae visum sit), zodat hij zich
Titelpagina van het proefschrift van H. J. Halffman.
DISSERT A TIO JIEDICA
INAÜGURALIS.
d U J M
ANNUENTE DEO TER OPT. MAX.
Ex jfuclcriiatc Magnjtici Rectorxs,
D. JOANNIS ESGERS,
S. S. THEOLOGiiE DOCTORIS, EJUSDEMQUE FACULTATI?,
UT ET ANTIQUITATUM HEBRAICARUM IN ACADFM1A
LUGDUNO BATAVA PROFESSORIS ORDINARII.
NEC NON
4fmplijjimi Sïnatus Academici Confenfu,
NubiUJfimtt Facuetatis Medicje Decreto,
PRO GRADU DOCTORATUS,
Summisque in Medicina Honoribui, Sc Priïilegiit
r.te ïc legitime cor.fcqucadis
ErwJitorum examitii fubmit:it
HENRICUS JANUS HALFFMAN
Mcdioburgo Zclandus.
Ai duin 3. TibrntrS I7J3- H. L. S.
«a& ss ««SS: ca
LUGDUNl B 4 TA 1^0 RUM
Apud CORNELI UM de PECKER,
et
ADRIANUM van A LP HEN.
MDCCLIII.