een 18e eeuws pleidooi voor jong moederschap 144 aan de geneeskunde was gaan wijden (Arti Salutari). Ook op een ander terrein blijkt de jonge doctor in zijn proefschrift een eigen weg te bewandelen. Hij verwierp nadrukke lijk de visie van bepaalde medici, die aan vagina en uterus een alles bepalend ge wicht toekennen9). Hoezeer deze voor stelling indertijd leefde blijkt o.a. uit het woord hysterie, dat van hystera dit is baarmoeder is afgeleid. Halffman formuleerde als volgt: „Bovendien is kennis vereist van de vloeistoffen vol ziektekiemen, die zich bewegen door bloedvaten en ingewan den en bij hun loop verschillende delen geweld aan doen; en óók van wanneer de ziekte optreedt; en óók van hoedanig de levensconditie is" XIV). Het blijkt dat hij de oorzaken van de ziek ten van de maagden in een (modern ge zegd) totaal-beeld van de jonge vrouw wilde gaan zoeken. Daartoe noemde hij als andere dan lichamelijke oorzaken: „optredende gevoelens, leeftijd, vol bloedigheid, perioden". Zelfs de toen malige mode werd niet vergeten: „het insnoeren van het zachte abdomen, vij andig aan de natuur, hoe grote ellende bezorgt dit niet aan de aimable sexe" XIII). Bij de behandelingswijze ging, in het spoor van anderen, zijn voorkeur uit naar een veranderd levenspatroon, lichaams beweging en het toedienen van verster kende geneesmiddelen (tonicum); maar ook hier waarschuwde hij tegen over haasting: „alles stap voor stap al naar gelang de zaak het vereist" (5 XVI). Zijn zorgvuldige benadering werd inge geven door de gedachte dat rekening moest worden gehouden met de moge lijkheid dat de maagden iets verborgen hielden. Bij een voorzichtige werkwijze was na verloop van tijd duidelijkheid te verwachten, zonder dat er onnodige en verkeerde ingrepen waren gedaan. Dit alles neemt niet weg, dat hij het 1 8e eeuwer zijn als medicus niet volledig achter zich heeft kunnen laten. Bij het zoeken naar de hoofdoorzaken van de ziekten van de maagden, greep hij ten slotte terug op de humorenleer, waarvan het kenmerk is het in evenwicht zijn der lichaamsvochten. Het verlies aan le venskracht werd daardoor vooral in het verlies aan bloed gezocht: „Het grootste deel van de ziekten van de maagden vindt zijn oorsprong in de afscheiding van de te grote massa levenskracht bij de menstruatie of doordat het bloed dat afgescheiden moet worden weliswaar in de juiste hoeveelheid wordt afgeschei den maar opnieuw of gedeeltelijk wordt teruggehouden of weliswaar wordt af gescheiden maar niet zodanig als door de natuurwetten bepaald, tengevolge waarvan zeervele en zeer uiteenlopende zowel acute als chronische ziekten op treden, tenzij (vroeg)tijdig de oorzaak daarvan wordt onderkend en weggeno men" (i XVI). Daarom verwees hij naar Hippocrates, die in „De Morbis Virginum et Mullie- rum" Sect V aangeraden had: „om zeer snel in het huwelijk te treden, want in dien zij zwanger geworden zijn, worden zij gezond (sane evadunt)". De verkla ring scheen volgens hem te zijn, dat de foetus de uitstroom van bloed, de oor zaak van de ziekten, belette. II). In de laatste paragrafen (bij de bespre king van de zogenaamde witte vloed) stelde Halffman nadrukkelijk, dat onder scheid gemaakt moest worden tussen de ziekten van de maagden, die hij be studeerde, en de venerische ziekten, die hij niet bestudeerde: „Aangezien het mijn doel niet is delen van lichtekooien te doorzoeken of schuilplaatsen van ziekten na te speuren" XXIX). Hij perkte zijn onderzoeksgebied duide lijk af en wilde als medicus slechts een handreiking doen aan, wat hij vond, de fatsoenlijke samenleving van zijn dagen. De conclusie was, dat jong trouwen veel kon voorkomen, waarbij voetstoots werd aangenomen, dat op een huwelijk zwangerschap zou volgen! Het geluk en de gezondheid van de maagden zou hiermee ten zeerste gediend zijn. „De kentekenen van door de natuur(l) en medische kunde overwonnen ziekte zijn een vermindering der symptomen en herstel van de functies, terwijl de oor spronkelijke kracht, in paragraaf I be schreven terugkeert. Hippocrates voegt hieraan toe: het hartstochtelijke verlan gen naar liefde" XXX). Ten besluite van zijn proefschrift: „Ik be ken dat nog zeer veel over de ziekten van de maagden te verhalen zou zijn, maar nu ik de voornaamste grondbeginselen heb vermeld, ben ik tevreden na zes jaar de eindpaal te hebben bereikt" XXXI). In zijn proefschrift heeft de 1 8e eeuwse medicus een probleem aan de orde ge steld dat ook nog in onze tijd speelt. De huidige statistieken laten een verho ging van de leeftijd zien, waarop vrou wen kinderen krijgen. Andere persoon lijke verlangens van man en vrouw krij gen voorrang, zodat het kinderen krijgen zo lang mogelijk wordt uitgesteld. In Amerika kan men naast een overeen komstig beeld een ander probleem op merken: teenagers, die kinderen krijgen. Het blijkt dat: „The true root of the teen age pregnancy problem is a sense of worthlessness and despair"'). Het kan lijken of de studie van Halffman weinig tot de 20ste eeuwse mensen te zeggen heeft, maar in feite is er mijns in ziens één belangrijke overeenkomst, want uiteindelijk gaat het hem niet om de zwangerschap en het kinderen krij gen, maar om het wél-zijn van de jonge vrouw. Een probleem dat nog altijd ac tueel is. Naar het oordeel van een medische historicus10) kan men hem typeren als: „een gynaecoloog in de dop, waarbij het kuiken zich al uit de eierschaal tracht los te maken, maar nog duidelijk moeite heeft met de restanten van de oude dooierzak". Zoals het in die tijd gewoonte was, wer den aan het proefschrift enkele gedich ten van vrienden toegevoegd, deels in het latijn met verwijzingen naar de griekse mythologie, deels in het neder- lands. Kostelijk is het gedicht (hierbij afgedrukt) van Joachim Oudaen, dat op speelse wijze met de naam Halffman halve man) omging. Ook onthulde het gedicht, dat hij zijn toekomst weer in Middelburg ging zoeken en daar zijn vrouw zou vinden. Inderdaad keerde Halffman in 1753 naar Middelburg terug en begon 24 jaar oud de dokterspraktijk vanuit de ouder lijke woning op de Balans. Maar ook werd duidelijk dat dit slechts één kant van zijn levenswerk zou zijn. Want nau welijks in Middelburg teruggekeerd blijkt hij reeds op 25 augustus 1 753 als getuige betrokken in een koopmans zaak11). Naast geneesheer werd hij, de koopmanszoon, koopman en bleef dit zijn leven lang. Een merkwaardig voorval vond plaats in januari 1755, het jaar van zijn huwelijk met de in Londen geboren Ann(a) Col- net. Zij bleek „de nimf" te zijn, waarover

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 32