vriendschap in de achttiende eeuw
208
de banden des bloeds en de zinnelijke
liefde. Gevoeligheid en goedheid golden
als synoniem.
De cultus van het Sentiment is nauwver-
bonden met de opkomst van de „burger
lijke" cultuur en met het feit dat de wel
gestelde bourgeoisie in toenemende
mate in gezinsverband ging leven. In dat
milieu hadden vrouwen naarverhouding
meer vrije tijd, en bij gebrek aan zinvolle
bezigheden buitenshuis, meer gelegen
heid tot lezen en brieven schrijven, en
het zich verdiepen in nuances van haar
gedachten- en gevoelsleven. Het ligt he
lemaal in de lijn, dat de achttiende eeuw
de eeuw is geweest van de intrede van
de vrouw in de literatuur, in de eerste
plaats als romanschrijfster. Steeds
meer, vooral gecultiveerde, vrouwen
gingen met elkaar corresponderen. Bij
zonder mooi, interessant of ontroerend
geachte brieven werden overgeschre
ven, en al dan niet met toestemming van
de schrijfster rondgestuurd onder ken
nissen. De naar ons hedendaagse gevoel
vaak hoogdravende toon van de roman-
brieven wijkt niet noemenswaard af van
wat er in werkelijkheid op papier gezet
werd. „Ik ben helemaal wèg van MissT."
schreef een andere Miss aan een derde
Miss, „Ik denk de hele dag aan haar, 's
nachts droom ik van haar, en waar ik ook
met anderen over praat, ik zie altijd wel
kans om haar ter sprake te brengen". Die
hartstochtelijke aanhankelijkheid doet
denken aan de woorden waarin Betje
Wolff zich eens uitliet over een vriendin
uit de Beemster-jaren, Cootje Best:
„Verbeeld u de schoonste vrouw des
werelds - de schoonste brunet; verbeeld
u al wat beschaafd en minzaam is, zoo
danig is haar gedaante, zij excelleert op
de dwarsfluit en clavier, ze heeft een
schoon groot verstand, door de beste en
verstandigste opvoeding verbeterd; ze
denkt wél, ze spreekt wél, ze schrijft wél.
Zij alleen vervult dat ledige in mijn hart
dat niets buiten haar kan vervullen". Het
lijkt de manier waarop men een geliefde
beschrijft; maar het is volkomen in de
stijl van de achttiende-eeuwse geëxal
teerde vriendschapsopvatting. Boven
dien geldt de verrukking hier bovenal de
muzikale en verbale culturele talenten
van de aangebedene. Betje Wolff was in
de eerste plaats schrijfster; zij kende de
literatuur van haar tijd, zij kende de ro
mans van Richardson, die zij zeer be-
Jean-Jacques Rousseau.
wonderde, en „La nouvelle Héloise" van
Rousseau (naar wiens woonplaats zij
eens verklaarde een bedevaart te willen
ondernemen), en de zeer populaire wer
ken van Gellert en Sophie Von La Roche;
in al die boeken zijn extatische uitingen
van bewondering en liefde van een
vriendin voor een vriendin niet van de
lucht. Anna Howe, de vertrouwelinge
van Clarissa Harlowe in de gelijknamige
roman van Richardson, schrijft aan een
kennis: „U weet niet, hoe lief ik haar
heb. Mijn eigen ziel is me niet nader, dan
mijn Clarissa Harlowe. Neenzij /smijn
ziel - zij is altijd de vreugde, de stut en
steun van mijn bestaan geweest. Nooit
hebben twee vrouwen zo innig veel van
elkaar gehouden als wij. Ik kan u niet half
een denkbeeld geven van haar voortref
felijke eigenschappen. Het is mijn trots
en glorie, dat ik de genegenheid bezit
van dat engelachtige, weergaloze we
zen." Betje Wolff bezat de „doublé re-
gard" van de auteur, waardoor zij in
staat was haar reacties aan het sterfbed
van haar man ter plekke in een gedicht
(bestemd voor Aagje Deken) te beschrij
ven: Zou zij in minder literaire trant haar
opgetogenheid over een bijzonder aar
dige vriendin onder woorden gebracht
hebben?
De vriendschap tussen Betje Wolff en
Aagje Deken, waaraan wij de eerste mo
derne roman van onze letterkunde en
het levendigste en meest beeldende Ne
derlandse proza van de achttiende eeuw
te danken hebben, was een bij uitstek
creatieve vriendschap. Het feit, dat het
eigenlijk niet mogelijk is ieders indivi
duele aandeel uit de door hen samen ge
schreven romanste lichten, bewijst welk
een bijzondere affiniteit er tussen hen
heeft bestaan. Schrijven als een vorm
van deelname aan het geestelijke en
maatschappelijke leven van hun tijd,
was in beider levens de overheersende
passie. Het lijkt sinds de laatste feminis
tische golf in ons land min of meer de ge
woonte geworden te zijn, het samenle
ven en samenwerken van deze twee
schrijfsters te verklaren uit lesbische
liefde. In 1979 verscheen het aan Betje