de hartsvriendschap bij wolff en deken 213 Portret van Betje Wolff op de fontein te Vlissingen met aan de andere zijde de titels van een deel van hun werk. de reeks mannen waarmee Betje Wolff in verbinding stond en zouden we die hier nu even in levende lijve voor ons kunnen zien staan, ongetwijfeld zouden we dan als uit één mond beamen: „Welk een schoon fonds!" (overigens door Bet je gebezigd voor de vrouwelijke geest...). Voorop de oude, wijze advo- kaat Herman Noordkerk, de man die haar het huwelijk met ds. Wolff draaglijk heeft gemaakt. En die haar bovendien intellektueel heeft begeleid door zijn maandelijkse boekenkoffertje met ge leende boeken. Betje mocht trouwens van veel vrienden de bibliotheek gebrui ken, een aanbod waarvan zij altijd gretig gebruik heeft gemaakt. Jan Everhard Grave was haar behulpzaam bij haar let terkundige werk, nadat een andere tut telaar, ds. Cornelis Loosjes - over wie straks uitgebreider - was weggevallen. De jeugdvriend-gynaecoloog David Henry Gallandat bracht ik uitgebreid in mijn boekje ter sprake. Voorts had zij een goede verstandhouding met twee zwa gers van haar mans zijde: dr. Jan Engel man en ds. Anthony Kist, beide mannen van gewicht. Een heel andere band bezat zij met de vooraanstaande heren uit de Santhorster Kring, verlichte regenten, zoals de stichter Pieter Burman zelf, bur gemeester De Moor van Immerzeel te Gouda bij wie zij een bijzonder geziene gast was, Isaac Sweers, schepen, schout en Raad van State, vriend ook van Noordkerk, die zij echter nooit ontmoet te. We weten niet precies welke rol nota ris Gerrit van der Jagt speelde, een stuk jonger dan Betje en na de dood van ds. Wolff even gedoodverfd als haartweede man. Hij was het die voor haar en Aagje Lommerlust aankocht. De interessantste relatie heb ik voor het laatst bewaard: die met Cornelis Loosjes, doopsgezind predikant in Haarlem, redacteur van het gerenommeerde literaire tijdschrift „De Boekzaal". Hij is Betjes kritikus bij uit stek geweest. Zij worstelde haar leven lang met de Nederlandse spelling, hij vermaant haar aldus: „De Poëzy is eene schoonheid: gy acht immers de schoon heid hoog? gy ziet'er zelve wel uit, gy zyt zindelyk en puntig op uw gewaad, en, schoon onder Landluiden leevende, weet gy de dorperheid te vermyden, be handel dan, als gy uw zelve behandelt, de schoone Poëzy, en laatze wel gema nierd, wel gekleed, wel bespraakt, ver nuftig, verstandig, verheven uit uw schrijfcel in de waereld verschynen. Gaat dit boven uwe vermogen, leg de pen neer en vat de naald op." Nou, de Poëzy ging tenslotte boven haar vermo gen, maar haar pen bleef ze gelukkig toch maar vasthouden. Zij het ook voor dat minder verheven genre: het proza. In Loosjes' tijd koerste zij echter nog op het dichterschap en daarin noemde zij zich „geheel het maakzel zyner handen". Maar dat niet alleen: Openlijk wees ze hem aan als haar hartsvriend. In de Beemster keukens werd dan ook maar al te graag geroddeld over de lange Loos jes en de domineesjuffrouw. Expres zeg ik het even zo om hier te memoreren hoe twee zomers lang alle vertrekken van het Betje Wolff Museum bevolkt waren met personages uit het leven en werk van Betje Wolff en Aagje Deken. Ze waren in prachtige kostuums gestoken, die de Beemster vrouwen zelf hadden gemaakt en ze spraken de dialogen die de begaaf de conservator Henk Tol voor hen had geschreven. Ik ben blij Henk Tol te hebben gekend, onafgebroken creatief en anderen inspi rerend. Ook mij heeft hij aan het werk gezet. Wij missen hem allemaal zeer. Van Cornelis Loosjes is weinig bekend en er zijn geen brieven van hem aan Betje Wolff gevonden. Zij echter noemt hem vaak in haar brieven aan vrienden en heeft twee teksten gepubliceerd die voor hem waren bedoeld. De eerste, de Sendbrief Elisabeths, weliswaar uitslui tend voor intimi, werd later bij haar brie ven opgenomen. Maar wel officieel pu bliceerde zij Brief aan Vredemond, 1772 in haar Lier-, Veld- en Mengelzangen. Waar de Sendbrief nog onder de camou flage van oudtestamentische taal haar voorkeur voor Cornelis Loosjes belijdt, daar spreekt deze lange berijmde Brief volmaakt open taal. Enkele strofen daar uit mogen dit illustreren. Volmaakte Vriendschap! Godheid, die Ik 't offer van myn hart aanbiê; Vreugd der keurigste verstanden! Geen naberouw volgt op het zoet. Dat g'uitdeelt aan het braaf gemoed; Ik kus, verrukt, uw lieve banden. 't Eenparig-Heve dat gy schenkt. Wordt, door 't genieten, niet gekrenkt;

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 15