de hartsvriendschap bij wolff en deken
214
Hoe dierbaar zyn uw stille zugten!
Hoe lieflyk vloeit myn teven voort,
Vriendschap! in uw zalig oord!
Nooit gaan hier woeste Driften binnen:
Geen iedle Schroom, geen bleeke
Spyt,
Scheele Achterdogt, noch zwarte
Nyd,
Zo wel bekend in 't ryk van 't minnen.
De reden noemt u, haar vriendin;
Zy leidt de Wysheid by u in;
Zy wenkt het stille Vergenoegen
Nooit pynigt hier verborgen smart,
Het welgeplaatst aandoenlyk hart;
Het vormt geen' wenschen, die w'ons
schaamen;
Daar 't oordeel onze rust bewaakt:
De teerste zugten die men slaakt,
Zyn zugten die der Deugd betaamen.
Mevrouw Ghijsen, die als eerste nader
op de episode Loosjes inging, noemt de
ze verzen „dweepachtig" en „redeneren
de sentimentaliteit". Maar daaraan
voegt ze wel toe: „Hieronder schuilt ont
roering, warm en wezenlijk en haar voor
stelling daarin berust op werkelijkheid".
Het blijft moeilijk onder al deze stilering
werkelijke emotie te ontdekken, maar we
moeten Ghijsen gelijk geven. Het doorle
zen van die alsmaar voortdreunende vijf-
voetige jamben in een niet-aflatend
staccato maakt langzaamaan een gevoel
van grote wanhoop bij ons los, dat on
dersteund wordt door het visuele beeld
van hoofdletters, uitroeptekens, puntjes.
Wat, getuige haar eigen woorden, door
Betje Wolff als een gedenkteken was be
doeld voor de innerlijke overwinning van
twee mensen die liefdegevoelens heb
ben moeten verzaken, werd hier tot een
hartekreet vol onrust. De „stille zugten"
bij het altaar van de Vriendschap spreekt
op zichzelf al boekdelen. Maar Vrede-
mond wordt juichend gekroond met het
predikaat „Philosoof". Immers, zo zegt
de zuchtende dichteres: „Hij heeft der
Driften Tiranny versmaadt/ en zyn hart
met Mannenmoed bestreden".
„Philosoof": bij dit woord wil ik hier even
stilstaan. Het valt niet voor de eerste
maal. Integendeel: keer op keer figureert
het in Betjes brieven, in opdrachten en
eigen commentaren op gepubliceerd
werk. Zijdelings staat het in verband met
ons thema van vriendschap en liefde,
maar hoe precies? Laat ik een beroemde
passage uit één van Betjes brieven aan
Dr. Gallandat citeren waar zij hem een
kijkje in haar huwelijk gunt:
„Ik heb hem ook zo Hef, als een vive
vrouw een man kan hebben, aan wien zy
erkend, het geluk de glorie van haar le
ven schuldig te zyn; en die my volstrekt in
alles toont, dat myn genoegen zyn ver
maak is. Wat Philosofisch paar is dat niet
waar! en te meer, a/s gy weet dat die
goeye man Et ik malkander niet familiarer
zyn dan goeye vrienden.
Een ander citaat komt uit de reeds eerder
genoemde brief aan dokter Houttuyn.
Daar definieert zij het begrip „philoso
fisch" nader. „Indien de Phitosophie ook
bestaat in te triompheeren over de sterk
ste Et vurigste hartstocht waarvoor 't aan
doenlijke hart vatbaar is, uiteen loffelyke
principe, dan usurpeer ik dien titel niet.
Wat zoveel wil zeggen als: dan komt mij
die titel werkelijk toe. Ook een schrijven
de vriendin als Anna van der Horst krijgt
dit epitheton toegevoegd, terwijl even
eens de jonge LotjeSchippers de eretitel
ontvangt. Want, roept Betje verrukt uit:
„Gy zyt nog geen twintig jaar en gy
denkt!" Voor Lotje is dan ook die won
dermooie karakteristiek van wat denken
eigenlijk betekent:
Portret van Aagje Deken op de fontein te Vlissngen.
„De vermaaken van een denkend leven
zyn niet schitterend; ze doen niet sterk
aan; maar ze zyn gelyk 't zagte groen. Zy
versterken het oog onzer ziele, en wy
worden ze nooit moede. "Dat driften juist
het omgekeerde doen, hoorden we in de
Brief aan Vredemond al. „Philosofie" in
Betjes interpretatie valt onder het psy
chologische fenomeen van de compen
satie, die vorm van resignatie waardoor
geestelijke en creatieve aktiviteit bij de
mens vrij kan komen. Betje zelf bracht
dit ten aanzien van haar eigen schrijverij
messcherp onder woorden in die ene
zinsnede uit de brief aan Houttuyn, waar
ze zegt: „Eén ding is jammer, dat ik myn
wensch niet heb; de geleerde waereld
zoude nooit met myn Poëtische fratsen
zyn opgescheept geworden.En juist in
dit compensatorische bereik ontmoeten
vrienden en hartsvriendinnen elkaar.
Daardoor komt het begrip „philosofisch"
dichtbij het typisch achttiende-eeuwse
„sensibilité" wat aangeeft dat tussen
hart en verstand een evenwicht is ge
vonden, de idealetoestand in het verkeer
met anderen.
Nu is het uitermate interessant om te
zien hoe Betjes ervaringen en theorieën
in de grote romans met Aagje gestalte
kregen. Immers, vriendschap is zowel in
de Sara Burgerhart als de Willem Lee-
vend de rode draad door het gebeuren
heen. Vriendinnenparen vormen het
centrum waaromheen alle andere perso
nages gegroepeerd zijn en over geen
thema wordt wellicht intenser gefiloso
feerd dan juist over het thema van de
liefde en de vriendschap. Alleen de
vriend of vriendin vertoont ontwikkeling,
kan door schade en schande wijs wor
den, als de meer uitgebalanceerde
hartsvriendin tenminste in alle omstan
digheden trouw aan zijn of haar zijde
blijft en geduldig de zwakke plekken in
het gedrag blijft aantonen. Deze kalme
partners behoren overigens mede tot
het enorme arsenaal van typen dat de
schrijfsters creëerden. Alleen de Saar-
tjes, de Chrisjes, de Willemsen de Lotjes
met hun „aandoenlyke", „indrukbare
zielen en verward zenuwstel" zijn geen
typen, maar interessante personages.
Laten we hen eens wat nader bekijken.
Allereerst wil ik u voorstellen aan het
ideale vriendinnenpaar uit de Willem
Leevend, aan Chrisje Helder en Coosje
Veldenaar. Zoals u weet is Chrisje bij