de hartsvriendschap bij wolft en deken
215
voorbaat al toegezegd aan Willem Lee-
vend. Maar ze heeft nog een lange weg
te gaan alvorens het echt tot zaken komt;
ze is te aandoenlijk van nature en moet
nog aan de hand van de verstandige
Coosje tot „philosofe" uitgroeien. Wil
lem betrapt het stel een keer als ze sa
men zitten te lezen. Hij beschrijft aan zijn
vriend Helder hoe diens zuster „haaren
arm door dien van Haare vriendin ge
strengeld met hare schoone oogen, het
spreekend gelaat der Leezeres ais door
zag, en met haar hoofd een weinig langs
den schouder haarer Vriendin gebogen,
geheel aandagt was, het onderwerp eeni-
ge stille traanen deed nederdaalen, ter-
wyi een vriendschapskusje het loon dee-
zer aandoenlykheid ware. Ach Pauw, dan
was ik halfhydig over deeze tedere, deeze
edele, deeze waariyk Vrouwelyke Vriend
schap; ik vond er iets beiangryker in dan
in de liefde zeif! Had myne Lotje
eene Vriendin, zo wei voor haar beree-
kend! Ja, zy heeft eene zeer braave, eene
zeer verstandige Vriendin; maar is waare
vriendschap niet altoos gegrond op een-
paarigheid van gevoelen, op eenstem
migheid des harten; ja, op iets sympathe-
tisch, 't welk men niet zo wei beschryftais
ondervindt. En in dien opzichte is Juf
frouw Belcour de uitgeleezen Vriendin
van Lotje nimmer. Het is de Vriendin niet,
die myn Lotjes hart zoekt. Het is meer
haare Moederiyke beschermster. Zy ver-
scheelen ook te veel in jaaren. Juffrouw
Belcour is wel twintig jaar ouder, en tee
kent nog meer; zy heeft een schat van on
dervindingen; zy is verscheiden levens
standen doorgegaan, en nu in den orden-
teiyken Burgerstaat; zy was gemeen
zaam met de Ouders van het Hef Meisje.
Nooit kan er die harmonie, die zeker geen
harssenschim is, plaats hebben. Juf
frouw Belcour heeft iets eerwaardigs, dat
ons meer achting dan liefde inboezemt, ik
zoude haar niet durven beminnen
Adriana dus niet, maar Chrisje waagt
Willem wel te beminnen. Wat heeft
Chrisje Helder dan voor op Adriana Bel
cour? Precies: die aandoenlykheid, die
indrukbaarheid, dat onzekere en verwar
de en zwakke waardoor zij een vriendin
nodig heeft die haar moet leren hoe op
een kalmere wijze van het leven te hou
den. Toch zien wij haar niet in de armen
van Willem, maar in die van haar vrien
din. Wat te denken van het volgende ta
fereeltje?
Jacoba Veldenaar aan Christina Helder:
„Dat verrassend bezoek! niets was my
angenaamer. Gy kwaamt zo stil aan-
zweeven; het was, door den zwaaren
lommer, niet heel licht meer in het bosch-
je; ik was zo in myne gedagten a/s inge-
s/ooten; is 't wonder, dat myn hart zo
sterk sloeg! dat ik een weinig onthutst
ware, door my in uwe armen te zien?
Wees echter niet ongerust, ik schrikte niet
zó, dat ik voor de gevolgen vrees; en ach!
al ware het zo. Hoe dierbaar is my dan
nog de oorzaak! Nogmaals dank, myne
waarde, voor dat verrukkelyk avond-be
zoek. Zyt gy by dit heerlyk maanlicht wei
t'huis gekomen?"
Spreekt zo niet de verliefde tot de gelief
de? Geen wonder dat Willem „halfnydig"
is op de hartsvriendinnen, die zich als
magneten op de eerste aanbliktot elkaar
voelden aangetrokken en wier harten
sympathetisch in volmaakte eenstem
migheid kloppen. Hij intussen houdt in
zijn kosthuis in Leiden Lotje Roulin in zijn
armen, aan wie hij wel meteen al duide
lijk moest maken dat niet zij het is, maar
Chrisje Helder. Wat Lotje er echter niet
van weerhoudt om zich direkt in hem te
verlieven en die verliefdheid te blijven
koesteren. Hoe zou ze ook anders, denk
je, als je de onophoudelijke lofprijzingen
van Willem op deze bevallige, zedige En
gel leest, als je ziet hoe hij haar handjes
grijp, haar de arm om het middel legt, de
tranen van haar wangen veegt, haar kus
jes geeft, lieve naampjes toevoegt en de
allertederste gesprekken met haar voert,
vaak tot diep in de nacht? Wie zou dan
niet, om met Betje te spreken, „dag en
nacht haar harsens hebben gebroken
om die lieve jongen te behouden"? Maar
Lotjes beste vriendin Adriana Belcour
heft de bestraffende vinger en roept:
„Pas op! Gij zijt verliefd en dat mag niet!"
Desalniettemin sterft Lotje van liefde
verlangen en Willem krijgt de beloofde
Chrisje. Waarom?
Zelf hebben de schrijfsters aangevoerd
dat ze een voorbeeld wilden stellen voor
de al te sentimentele zielen, die in hun
gevoelens zwelgen en willoos meedrij
ven op hun sentimenten zonder ook
maar enige „philosofie" te betrachten.
Het sentinmentalisme a la Feith aan de
kaak stellen en opwekken tot redelijk
heid dus. Akkoord natuurlijk, voorzover
het Willems ontwikkelingsgang betreft.
Maar wat ontbreekt er aan Lotje dat haar
niet wordt vergund te overleven en even
tueel gelukkig te worden? Ze is een vol
strekt positief getekend personage in te
genstelling tot het te sentimentele
Chrisje Helder die nog zoveel moet leren.
Ze is veel verstandiger dan Chrisje, veel
minder vliegerig en veel zekerder van de
eigen gevoelens, kortom: veel echter. In
de roman laten de schrijfsters hun figu
ren nadenken over Lotjes ongeluk. Wil
lem hoorden wij al zeggen dat de ware
hartsvriendin haar ontbreekt: Adriana is
het niet. De achtenswaardige Belcour
zelf legt het anders uit: „Lotje is niet
schuldig, om dat zy op u verliefde; maar
om dat zy haar hart niet vroegtydig on-
derzogt, om dat zy niet alles deed, wat de
voorzichtigheid van haar eischte. Hier
door verlietst zy niets van haare innerly-
ke waarde; immers niet by my: maar zy
moet zich nu de gevolgen getroosten. Zy
zelf, indien zy deeze zwymeling mogt
overleeven, zal er dus over denken. Zy
was verpligt, om haare rust en gezond
heid te bewaaren." Adriana houdt de
mogelijkheid van „genezing" nog open,
de schrijfsters echter beslisten dat zij
zou sterven. Het heeft iets spijtigs: voor
de auteurs die zo'n psychologisch rijk
Jeugdportret van Betje Wolff.