de hartsvriendschap bij wolff en deken
216
Portret van Aagje Deken.
geschakeerd karakter als dat van Lotje
Roulin creëerden, voor de lezers die
moeten geloven dat een grote liefde niet
mag. Zit er eigen oud zeer in verpakt, is
het een poging tot afrekening, uitdruk
king van vervlogen verwachtingen? Hoe
het ook zij, mijns inziens bereikte Wolff
en Deken met de Lotje-episode een
hoogtepunt dat hen een plaats geeft
naast de zeer groten van het psychologi
sche genre. Daarom mogen we de heer
Brandt Corstius dankbaar zijn dat hij
deze geschiedenis indertijd tussen de
oeverloze briefwisseling uitzocht en in
een aparte editie publiceerde. Daardoor
worden wij in staat gesteld het onge
looflijk veelzijdig psychologisch gebeu
ren tussen Lotje en Willem direkt in al
zijn wrede verfijning mee te maken.
De tweede creatie van formaat is de fi
guur van Alida Leevend, Willems recalci
trante zuster. In haar tekenden de
schrijfsters het redelijk haalbare, met
behoud van de eigen identiteit. Zij is niet
onverbrekelijk verbonden met een meer
aangepaste hartsvriendin, maar blijft op
eigen gezag de feeks die zich acht ro
mandelen lang maar half laat temmen.
Ook al stapt ze in deel II min of meer tot
haar eigen verbazing al in het huwelijk
met de keurige meneer Rijzig. Ook zij
oordeelt over de tragedie van Willem en
Lotje, en verrassend! Moeder Leevend
heeft de schuld, zegt ze. Die had Willem
niet in huize Roulin mogen laten, toen zij
zag hoe de zaken ervoor stonden. Twee
kinderen speelden met vuur, zegt „Daat-
je", en daaraan moesten ze zich wel ver
branden.
Aan Daatje Leevend geven we nu het
laatste woord over Vriendschap en Lief
de. Met Tante De Harde neemt ze de
vraag door of er „tussen een paar jonge
vrije lieden van beide Sexen vriendschap
kan zijn, die niet tot Sexenliefde over
slaat." In haar gebruikelijke stijl heeft
Tante daarop geantwoord: „Loop jij rond
met uw gefluister. Kan ik daar over oor-
deelen; ik, die de liefde niet ken, al viel ik
er over; en het over de vriendschap met
myzelf nog niet regt eens ben? Vraag dat,
kwelgeest, aan eene Chrisje Helder, aan
eene Coos/e Veldenaar; die brengen haar
y del leven door in zulke natuurlyke en bo-
vennatuurlyke bespiegelingen; die wee
ten op een half hair breeddte de limiet
scheiding van liefde en vriendschap.
Waarop Daatje haar specifieke registers
opentrekt en zegt: „Het is met de Limiet
scheiding tusschen liefde en vriendschap
precies eender als met het Groningsch en
Friesche grondgebied op den Hoek van
Strobosch. Op dien hoek staat, zo als my
verteld is, eene Herberg; in die Herberg is
een Bedstee, of Bedsponde; die vóór
slaapt, slaapt op het Groningsche, die
achter slaapt op het Friesche grondge
bied. in het gestelde geval is de afstand
van liefde tot vriendschap even na aan el
kander. Maar omdat ze inmiddels toch
ook een ernstige echtgenoot en moeder
is geworden wil ze er ook nog iets serieus
aan toevoegen. Vriendschap, zegt ze, „is
eene zuivere, geeste/yke, driftelooze, fy-
ne zielsliefde, eene doorDweepery enigs
zins boven den mensch verhoogde liefde;
die meer doet voelen van den zagten, stil
len, ernstigen opgetoogen, heiligen wel
lust der misty ken, dan wel van de afmat
tende, bezwijmende aandoeningen der
eigenlyke liefde. Verliefdheid is natuur-
lyk, en een weinig dierlyk; vriendschap
bovennatuur/yk, geestelyk.Haar con
clusie is dat liefde en vriendschap ver
schillendezaken zijn die elkaar uitsluiten
als ze op één en dezelfde persoon zijn
gericht. Maar troost is voor duizend jon
ge vrouwen die hun buigzame zwanen
halzen geduldig onder het straffe huwe
lijksjuk vleien, dat huwelijksliefde over
gaat in vriendschap. Het is de noodzake
lijke gang van stof naar geest, van ver
nieuwing van de inwendige mens „naar
mate de uitwendige mens verdorven
wordt".
Alida Rijzig zou de recalcitrante Alida
Leevend niet zijn, als ze aan al dit
schoons niet dat heel malicieuze portret
je van het oudere echtpaar had toege
voegd. De vrouw, met bril op, vertelt haar
slechtziende echtgenoot nog eens van
Gedeelte van een brief van Aagje Deken aan een vriend waarin zij meedeelt dat „mijne dierbaare vriendin" op 5
november 1 804 is overleden. „Zevenentwintig jaar hebben wij oneindig veel zuur en zoette zaamen ondervon
den".
fc—as./>.
j) /t