DE OGENSCHIJNLIJKE WILLEKEUR VAN HET VERGETEN Francisca van Vloten Onlangs verscheen het 150e deel in de reeks Privé-domein van de Arbeiders pers. In een tijdsbestek van 22 jaar kwam de uitgeverij met een indrukwek kend aantal mooi uitgevoerde en de aan dacht trekkende autobiografische ge schriften. Om dat heugelijke feit te vie ren, verscheen er mét het 150e een spe ciaal 151e deel: Ik herinner mij, korte, „pregnante" herinneringen van Neder landstalige auteurs, in de vorm van het enkele jaren geleden gepubliceerde Je me souviens van de Fransman Georges Perec en verzorgd door Emile Brugman en Martin Ros. Een must voorde ware le zer, die hier vrijwel de hele contemporai ne Nederlandstalige literatuur in één band vertegenwoordigd vindt, juicht De Arbeiderspers in haar Privé-domein bro chure. Dat lijkt mij een beetje overdre ven. 44 Schrijvers werkten aan deze bundel mee - 36 mannen en 8 vrouwen - die zeker wel representatief geacht kunnen worden voor „de huidige Neder landstalige literatuur" maar even zeker die niet bijna in haar geheel vertegen woordigen. Dat is ook nergens voor nodig: Ik herin ner mij bestaat uit een boeiende verza meling ego-documentjes van bekende Nederlandstalige schrijvers, misschien lukraak bij elkaar geraapt, maar toch stukvoorstuk, doorvorm en inhoud, iets prijsgevend van de persoonlijkheid van hun maker. Opheffingsuitverkoop De directe herinnering heeft hier een plaats gekregen naast de afgeleide of zo u wilt fictieve; het hele terrein daartus senin wordt bewandeld en de raakvlak ken lijken regelmatig in elkaar over te gaan. Alleen maar opsommingen, die tóch veelzeggend zijn (de beertjespyjama van Adriaan van Dis!), daarnaast herinnerin gen die tot literatuur werden of literatuur die een al dan niet verborgen herinne ring in zich draagt (in het verhaal van Charles Ducal zelfs literatuur waarin door middel van literatuur een „nieuwe werkelijkheid" moet ontstaan die daarna weer nieuwe herinneringen brengt) en tenslotte zo af en toe filosofische be schouwingen over het onderwerp zelf. Tot de eerste categorie behoren uitingen Hans Warren tijdens zijn toespraak ter gelegenheid van de Betje Wolff-herdenking te V/issingen op 24 september 1988. (Foto: Gemeente-archief V/issin gen). als Ik herinner me hoe ik me voornam om in plaats van verpleegster een slanke ho mofiele heer te worden met donker haar en een vaste vriend. Ik herinner me er niets van dat ik de tand arts heb gebeten. (Beide van Marijke Hö- weler). De gympjes van George Chakir/s Ad riaa n van Dis - dat maakt hem van mijn leef tijd) en Ik herinner me dat er in „Alleen op de wereld"hagelstenen beschreven wer den, groot als eieren (Mensje van Keu len). Al meer dan een onderdeel van een op somming is Ik herinner me de dood van Winnetou. Ik was iets heel kostbaars kwijt en heb nadien nooit meer een boek van Karl May willen lezen (Paul de Wis- pelaere), het wordt al een verhaal. Dat alles laat weer nieuwe herinneringen in mij na. Zo zal ik van nu af aan bij Mar tin Ros moeten denken aan Ros je kop zit los of bij Flans Warren moeten lachen om zijn eerste, niet geruisloze wandeling met een oude barones. Hoor ik daar een koolmees fluiten? Dan de wijze waarop Benno Barnard tot het besef kwam dat een kapotgemaakt symbool een nieuw symbool is. Of hoe René Stoute zich meer herinnert dan hem lief is en daarom op gezette tij den een opheffingsuitverkoop houdt. Wat hij opruimt komt voor een deel in zijn boeken terecht, maar met het groot ste deel blijft hij zitten. Niet in kaart ge brachte herinneringen blijven hem ach tervolgen, eenmaal geordend en be noemd kunnen zij vergeten raken. Met tertijd ondervond ik dat je niet vergeten kunt zonder de herinnering werkelijk te kennen. Louis Ferron, die er op een gegeven ogenblik achter kwam dat de toekomst bepaald wordt door het herinnerde verle den. Deogenschijnlijkewillekeurvan het vergeten, van het herinneren. Betekenissen van herinneringen, die ik erin lees en, één keer, een herinnering die ik feitelijk met iemand deel. Boulevard Van Schagen In 1987, twee jaar na de dood van de dichter/graficus J. C. van Schagen, ver scheen het derde deel van het Archief Van Schagen. Wim Hazeu: Ter gelegen heid van de voltooiing van dit verzameld werk werd in Domburg, Van Schagens zomerse residentie, de „Boulevard Van Schagen" onthuld. In 1988 werd op de televisie een aflevering van Ontdek je plekje" - een historisch-toeristisch pro gramma - gewijd aan Domburg. Volgens de samensteller was de „Boulevard Van Schagen"genoemd naar een voormalig kastelein van het Badhotel! Flazeu bedoelt hier natuurlijk het Badpa viljoen, maar daar gaat het niet om. Bizar als de opmerking in het televisiepro gramma is, helemaal onverklaarbaar is zij niet: Van Schagens grootvader was kastelein van het Badpaviljoen. Op 21 december 1891, als baby van tien dagen, maakte Chrisje van Schagen, in het koetsje van Jhr Boddaert, zijn entrée op Domburg, waar hij logeerde in het Badpa viljoen, in een champagnemand. Hier be gon de relatie met zijn dorp, die vaak is onderbroken, maar nimmer eindigen zalwoorden van de dichter zelf, die zeker zou hebben gelachen om de ver gissing en de eer ongetwijfeld graag met zijn grootvader zou hebben gedeeld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 20