j. j. kloek, w. w. mijnhardt: verbreding en vervlakking 226 geografie en reisbeschrijvingen ƒ4,89 natuurwetenschappen, biologie ƒ4,42 romans en verhalenbundels 4,34 historische lectuur en biografieën ƒ4,31 dichtwerken (excl. klassieken) ƒ3,15 taal- en letterkunde (excl. klassieken en schoolboeken) ƒ3,14 juridische werken, wetten ƒ2,82 klassieke taal- en letterkunde (excl. schoolboeken) ƒ2,24 geneeskunde, scheikunde, farmacie ƒ2,14 theologische en stichtelijke lectuur ƒ1,57 kinderboeken ƒ1,35 school- en leerboeken, naslagwerken ƒ1,14 toneel ƒ1,00 almanakken, datumwijzers, getijtafels ƒ0,97 politieke geschriften 0,63 Tabel 4. Gemiddelde verkoopprijzen van nieuwe boeken in de voornaamste genres Tabel 4. Uit: Leescultuur in Middelburg. tuurtype dat zich in het leesgedrag openbaarde een geïsoleerd verschijn sel? en: waar komt het vandaan? Het antwoord dat de Middelburgers teveel naar Herder geluisterd hadden is niet erg bevredigend. Het opmerkelijke is juist dat Middelburgers Herder helemaal niet lazen. Wanneer we proberen de Middelburgse ontwikkeling in een breder cultuurhisto risch perspectief te plaatsen, krijgt de „cultuurvervlakking" op zijn minst een andere dimensie. De stedelijke leescul- tuurzoalswe die in Middelburg aantref fen was geen geïsoleerd fenomeen. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw doen zich in West-Europa een reeks samenhangende verschijnselen voor die we voorlopig aanduiden als de „culturele modernisering". In de eerste plaats werden de fundamenten van de moderne consumentenmaatschappij gelegd. Consumptie was opzichzelf na tuurlijk geen nieuw verschijnsel. Dankzij de efficiënte commerciële exploitatie van bestaande technieken en gedeelte lijk dankzij de introduktie van nieuwe, konden echter vele soorten goederen nu bij een veel groter deel van de bevolking terechtkomen dan voorheen. We kun nen dit constateren voor gebruiksgoe deren als porselein (Wedgwood) en meubilair (Chippendale) maar ook voor cultuurgoederen. Boeken werden op veel groter schaal geproduceerd en ook de commerciële exploitatie ervan nam nodernere vormen aan. De uitgever was steeds minder vaak een geleerde maar werd een commercieel ingesteld zaken man. Het boek in afleveringen was bij voorbeeld een achttiende-eeuwse uit vinding. Deze vondst maakte informa tieoverdracht naar bevolkingsgroepen mogelijk die zich voordien geen boeken konden permitteren maar betekende te gelijkertijd een verveelvoudiging van de omzet van de uitgever. Eenzelfde com mercialiseringstendens zien we in het theater- en muziekleven. Deze cultuur uitingen werden steeds minder afhanke lijk van maecenassen en werden nu geëxploiteerd door culturele onderne mers. Nauw verband met deze ontwikkelingen hield de opmars van de provinciale cul tuur. Van oudsher dienden Europese hoofdsteden als Londen, Parijs en Am sterdam als culturele centra. Hier woon den en werkten de politieke en culturele elites. In de achttiende eeuw begint ook de provincie aan de cultuur deel te ne men. Provinciale elites nemen initiatie ven die door commerciële theater-, mu ziek- en lectuurexploitanten worden ge honoreerd. Symptoon van deze ver schijnselen was de opkomst van de re gionale en lokale pers en rond 1800 konden de meeste Westeuropese pro vinciehoofdsteden bogen op een gelijk soortig netwerk van culturele voorzie ningen als de hoofdsteden. Een derde verschijnsel vormt de groei en karakterverandering van het lezerspu bliek. Het betreft hier een complex his torisch fenomeen. Wel is inmiddels dui delijk dat niet alleen de omvang van het publiek groeide maar dat ook het karak ter van het leesgedrag veranderde. Stel de de geletterde bevolking zich voor heen tevreden met het steeds herlezen van een kleine hoeveelheid, doorgaans stichtelijke lectuur, in de achttiende eeuw ontstond, zoals gezegd, een groeiende vraag naar populair-weten- schappelijke en ontspanningslectuur. Het vierde verschijnsel betreft de op merkelijke behoefte van de achttiende- eeuwers om zich in gezelschappen te verenigen. In vorige eeuwen was het ge nootschap het prerogatief van de ge leerden geweest. In de achttiende eeuw doet zich een enorme schaalvergroting voor dankzij de oprichting van vereni gingen en gezelschappen bestemd voor het geïnteresseerde publiek. Een rijke variëteit aan genootschapsvormen was het resultaat. In vele provinciesteden en zelfs dorpen waren na 1 750 wel een of meer dichtgenootschappen, natuurkun dige gezelschappen en leesgezelschap pen te vinden. Een vijfde en laatste ont wikkeling is, zoals in het voorafgaande reeds werd aangeduid, de toenemende specialisatie. De zeventiende-eeuwse revolutie in het wetenschappelijke den ken leidde in de eeuw daarop tot een ko lossale toename van kennis, die door geen enkele „uomo universale" meer be vat kon worden: de universele weten schap was gefragmenteerd in specialis men. Tezamen brachten deze verschijnselen een culturele revolutie teweeg. Eeuwen lang was de cultuur van de Europese be volking te onderscheiden geweest in enerzijds de geleerden- of elitecultuur, gedragen door een kleine gesloten poli tieke en sociaal-economische boven-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 28