j. j. kloek, w. w. mijnhardt: verbreding en vervlakking 227 laag en anderzijds de zogenaamde volkscultuur, gedragen door de voor het overgrote deel agrarische bevolking. Het resultaat van deze revolutie was een nieuwe cultuur die op de lange duur de ze traditionele culturen naar de marge zou verdrijven. Drager van deze nieuwe cultuur - die we gemakshalve aandui den als „ontwikkeldencultuur" - was een publiekstype dat geen creatieve we tenschappelijke, literaire of artistieke pretenties bezat, maar belangstelling voor ontwikkelingen op het terrein van kunsten en wetenschappen paarde aan een behoefte aan ontspanning en so ciaal verkeer. Kortom, waar kunsten en wetenschappen voorheen het exclusie ve eigendom waren geweest van kleine elites, raakte nu een groeiend publiek betrokken bij het culturele leven in de ruimste zin, waarbij tevens het karakter van de cultuur een verandering onder ging- Culturele modernisering: Middel burg 1750-1850 Het moge duidelijk zijn dat het tempo van deze culturele modernisering van land tot land en van regio tot regio kon verschillen. Na 1750 zijn echter ook voor Middelburg de symptomen van de ze modernisering aan te wijzen. Voor 1750 was Middelburg in cultureel op zicht nauwelijks een opwindende stad. Er was geen krant, geen theater, geen concertzaal, geen openbare bibliotheek, kortom geen enkele faciliteit die we te genwoordig als essentieel voor culturele ontplooiing beschouwen. Na 1750 kwam hierin geleidelijk verandering. Opmerkelijk is dat er geen sprake was van een nauwe relatie tussen economi sche of politieke hoogconjunctuur en culturele modernisering. Tot 1780 wa ren de aanzetten tot culturele moderni sering nog bescheiden. In 1758 wordt de Middelburgsche Courant opgericht; in 1754 komt de eerste stedelijke muziek zaal in gebruik: tevens worden in die ja ren diverse genootschappen opgericht: de sociëteit St. Joris in 1 758 en enkele vrijmetselaarsloges respectievelijk in 1758 en 1774. Na 1780, samenvallend met de diepste crisis in het bestaan van de stad, raakte dit proces in een stroomversnelling. De Middelburgsche Courant kreeg concur rentie van politieke bladen, zij het dat deze geen lang leven was beschoren. Het stedelijke muziekleven werd gesti muleerd door de oprichting van diverse muziekverenigingen, terwijl ook de hoe veelheid openbare concerten snel toe nam. In 1807 wordt, dankzij particulier initiatief, een schouwburg geopend en is Middelburg wat betreft de podiumkun sten volwassen geworden. Na 1780 worden in Middelburg tevens vele nieu we genootschappen opgericht. Natuur kundige gezelschappen (in 1780 en 1785), politieke en gezelligheidssocië teiten (in de jaren '80 en '90), een afde ling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (in 1 794) en een groot aantal leesgezelschappen, dit alles op een be volking van gemiddeld zo'n 14.000 zie len. Tenslotte raakt Middelburg ook in de ban van de leescultuur. Dankzij de toe genomen vraag en de nieuwe distribu tietechnieken neemt niet alleen het aan tal boekhandels toe, maarverandert ook het karakter hiervan. Rond 1800 zijn in Middelburg alle mogelijke titels op korte termijn leverbaar en begint de boekhan del zijn moderne cultuurspreidingstaak te vervullen. Dit alles betekende niet dat nu de hele bevolking geïntegreerd was in het cultu rele verkeer. Onze becijferingen wijzen uit dat minder dan 10°/ovan de huishou dens daadwerkelijk participeerde. Hoe zeer echter het karakter van de Middel burgse cultuur veranderd was, kan wor den geïllustreerd aan de hand van de ge schiedenis van het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen. Toen dit in 1 769 in Vlissingen werd opgericht (met onmiddellijk vele Middelburgse leden en directeuren), fungeerde deze organisa tie als bolwerk van de traditionele elite cultuur. Het genootschap recruteerde zijn begunstigers uit de politieke elite en zijn leden uit de wetenschappelijke we reld en stelde zich ten doel een bijdrage te leveren aan de nationale weten schapsbevordering. Al spoedig kwamen echter de landelijke wetenschapsbevor dering en de behoefte aan popularise ring op regionaal niveau met elkaar op gespannen voet te staan. Rond 1800, toen het genootschap zijn zetel naar Middelburg verplaatste, was het pleit ten voordele van de popularisering be slecht. De samenstelling van het leden bestand weerspiegelde deze ontwikke ling. Het aandeel van gereputeerde we- tenschapslieden liep sterk terug ten gunste van Middelburgse leden die wel belangstelling voor wetenschap hadden maar deze niet zelf konden of wensten te beoefenen. Hierdoor transformeerde het genootschap zich geleidelijk van een bolwerk van de traditionele elitecultuur in een voorpost van de nieuwe ontwik keldencultuur. Moeten we deze ontwikkelingen als cul- tuurverval dulden? Ook nu geldt weer dat we de kwintessens missen wanneer we niet verder gaan dan het plakken van dergelijke etiketten. We hebben gezien dat het nieuwe publiek met name geïn teresseerd was in wat er in de wereld omging. Dit weerspiegelde zich in de opmars van het populariserende boek en vooral in die van het tijdschrift. Dit al les wijst op een veranderende functie van de cultuur. In de oude gefragmen teerde agrarische samenleving waarin de loyaliteitsgevoelens niet verder gin gen dan familie, stad of regio, was de sa menbindende functie van cultuur be perkt. De traditionele elitecultuur was gesloten, exclusief en niet op spreiding gericht. De volkscultuur, geworteld in lokale ideeën, gewoonten en gebruiken, kon alleen een functie vervullen in een samenleving die hoogstens een optel som van lokale gemeenschappen vorm de. Na 1 750 voldeden dergelijke lokale en regionale loyaliteitsgevoelens niet meer. De toenemende complexiteit van de samenleving zoals die tot uitdrukking kwam in meer geografische mobiliteit, in een sterk groeiende economische in terdependentie en in het steeds grotere beroep dat op de nationale overheid werd gedaan, vereiste een ander bind middel. Hier ligt de historische beteke nis van de ontwikkeldencultuur. Ze bracht de cohesie terug in een samenle ving waarvan de horizon onnoemelijk was verruimd vergeleken met een eeuw daarvoor. Bovendien produceerde ze ten behoeve van die samenleving een nieu we groep goed opgeleiden, voorzien van zowel een brede algemene kennis als een specialistische vorming, die in staat was de taken te vervullen die in deze complexere samenleving moesten wor den verricht. Gezien deze veranderde functie van de cultuur is het nauwelijks verwonderlijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 29