vriendschap in de achttiende eeuw 207 eigen persoonlijkheid, waardoor er sprake kan zijn van een gelijkwaardige verhouding. Het element van de vriend schap zelf, nuances in die relatie, vielen weg naast de eisen die de ontwikkeling van het drama stelde: de vertrouwelijk heid, de genegenheid, werden eenvou dig als een gegeven feit aanvaard, de verhouding op zichzelf kreeg geen reliëf. Maar in de eerste helft van de achttiende eeuw, toen het Gevoel werd verheven tot een macht die het menselijke leven beheerst (waardoor plotseling een on bekend, onmetelijk gebied van uitdruk kingsmogelijkheden en reacties ontslo ten werd), de klassicistische stijl van ri gide zelfbeheersing als vieux jeu werd beschouwd, en de drang naar kennis en onderzoek op ieder gebied veld wonnen, voelden vooral jonge mensen een diepe behoefte hun overvol gemoed te luch ten, iemand deelgenootte maken van in drukken, ervaringen, twijfels en geluks- emoties. De vriend of vriendin was bij voorkeur iemand van ongeveer dezelfde leeftijd en maatschappelijke klasse; op die manier was over en weer identifica tie mogelijk; de inleving in wat de ander overkwam was vaak zo intens, dat ziek te, lijden of dood van de één ook de an der deed wegkwijnen. Een jonge Engel se vrouw schreef omstreeks 1770: „Vriendschap kan een goddelijke, spiri tuele zielsverwantschap zijn, een ver bond van twee harten, een harmonisch samengaan van bedoelingen en senti menten. Wanneer men bewust van bei de kanten een dergelijke vriendschaps band aanknoopt, groeit die uit tot de zui verst denkbare genegenheid, warme hartelijkheid, en die blijven altijd duren, door wederzijdse openheid, sympathie en volledig vertrouwen." De maatschappelijke code van het tijd perk, de opvoeding, voorschriften van etikette, en de katholieke of puriteins- protestantse moraal, maakten vriend schap tussen een man en een meisje, en in het algemeen tussen mannen en vrou wen, volstrekt onmogelijk. Uit de brie ven van Belle van Zuylen weten wij, dat zij zowel haar correspondentie met Con stant d'Hermenches als die met James Boswell in het geheim moest voeren, via tussenpersonen. Door die gedwongen geheimhouding alleen al ontstond er een element van vertroebeling. Belle verklaarde ook dat zij nooit wilde trou- Belle van Zuylen. wen met een man die haar zou beletten te corresponderen (en dat wilde dus zeggen: haar vertrouwen, haar vriend schap, te schenken) met iemand die zij boeiend en sympathiek vond. Inderdaad had een echtgenoot het recht zijn vrouw zoiets te verbieden, en haar verder in alle opzichten zijn wil op te leggen. In het hu welijk was een vrouw even onmondig als vóórdien in het huis van haar vader. Zo wel voor een meisje als voor een ge trouwde vrouw was omgang met andere mannen dan haar man, die niet tot de fa miliekring behoorden, een gevaarlijke aangelegenheid. Bij gebrek aan vriend schappelijk contact bleef dergelijke om gang óf uiterst afstandelijk en opper vlakkig, óf was van meet af aan erotisch geladen, en in dat geval was de man vaak uit op seksuele verovering zonder meer. In het algemeen betekende de re latie tot een man voor een vrouw: onder worpenheid in een gewoonlijk niet op liefde berustend of zelfs gedwongen hu welijk, óf eerverlies als gevolg van over gave aan een minnaar, óf verkrachting door een brute verleider. Vriendschap met één of meer seksegenoten vormde een noodzakelijke emotionele uitlaat klep. Dergelijke verhoudingen waren, in tegenstelling tot die met mannen in het patriarchale maatschappelijke kader, „veilig", niet gebaseerd op een systeem van geld en bezit en positie, maar op ge lijkheid; ze waren vrij van seksuele be dreiging, boden aan vrouwen de gele genheid uitdrukking te geven aan eigen schappen en behoeften, die in de geijkte relaties tot mannen niet aan bod konden komen, of die zij, door de toevallige om standigheden van hun particuliere be staan niet of niet ten volle konden bele ven: moederlijke gevoelens, neigingen tot onbevangen bewonderen of tot lei ding geven, didactische gaven, spon taan nonchalant gedrag. Uiteraard zul len ook seksuele frustraties wel een rol gespeeld hebben. Het liefkozen en kus sen en elkaar extatisch of wenend in de armen vallen bood gelegenheid om uit drukking te geven aan onvervuld verlan gen naar tederheid. De vriendschap tus sen mannen onderling, die zich nu een maal vrij konden bewegen in de buiten wereld, de maatschappij, samen konden studeren, reizen, in de kroeg zitten, te velde trekken, contact hebben in ambt en beroep en in die omgang rivaliteit, agressiviteit konden uiten, droeg een ander karakter, ook al bleken de termen waarin zij elkaar schreven of toespraken dikwijls niet minder hevig, en even zwaar van sentiment als die vriendinnen tegenover elkaar gebruikten. Boswell schreef in een brief aan een van zijn vrienden: „Ik voel een gloed van verruk king. Ik voel ware extase! Zo heb jij mij al wel eens meegemaakt. Een paar maal hebben we allebei in die toestand ver keerd. Onze zielen waren toen één in verheven vriendschap, in goddelijke vervoering. Laten we die heerlijke ogen blikken niet vergeten. Laten we hopen, dat we er zo nog vele zullen beleven in een wereld die nog niet bestaat." Die op vatting van vriendschap wortelde ge heel en al in idealistische voorstellingen van een betere wereld, en van de aange boren, natuurlijke goedheid van de mens. Alleen door omstandigheden, door de onvolmaaktheid van de maat schappij, kon die wezenlijke idyllische toestand worden aangetast. Vriend schap werd beschouwd als de zuiverste uitdrukking van het zuiverste, meest be langeloze gevoel waartoe mensen in staat zijn, en daarom als verheven boven

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1988 | | pagina 9