DE BEHANDELING VAN SLAVEN DOOR DE SLAVENHANDE LAREN VAN DE MIDDELBURGSE COMMERCIE COMPAGNIE Laurens Priester Want daer het op een Fransch, Por- tugeesch, en Enge/sch slaveschip al toos even morsig, vuil en stinkend is, daer zyn in tegendeel onse Scheepen meest altyd rein en sindelyk" „Driemaal daegs werden de slaven gespyst met redelyke goede kost, en beter ais zy in haer eigen Land hebben gehad"f). Lang hebben Nederlandse auteurs de neiging gehad te claimen dat de Neder landse slavenhandelaren hun koopwaar beter hebben behandeld dan die uit an dere landen. Deze uitspraak, waarin na tionale gevoelens zeker een rol spelen, baseren zij op bovenstaande woorden van Willem Bosman, de koopman, die rond 1700 veertien jaren op de West kust van Afrika heeft vertoefd2). Van Dantzig, Postma en Emmer stellen dat een goede behandeling niet uit men selijke, maar uit commerciële overwe gingen plaatsvindt. Zij wagen zich niet aan een uitspraak over de superioriteit van de Nederlandse behandeling. Hun kwalificatie steunt op de uitgebreide bij drage van Unger over de slavenhandel van de Middelburgse Commercie Com pagnie (MCC), die concludeert dat uit welbegrepen eigenbelang de dienstba ren aan boord van de slavenschepen van de Middelburgse Commercie Compag nie een goede verzorging genieten3). Unger baseert zijn oordeel op het lage sterftecijfer onder de slaven, en op het geringe aantal slavenopstanden, dat zich bijna allemaal langs de Westkust voordoet. De goede medische verzor ging, de inachtneming van hygiëne en het redelijk goede voedsel houden vol gens hem de mortaliteit laag4). In dit artikel zullen we nagaan of de zwarten aan boord van de Middelburgse slavenhalers werkelijk zo goed behan deld zijn als Unger en anderen ons willen doen geloven. Net zoals Unger is hier voor gebruik gemaakt van het uitgebrei de archief van de Middelburgse Com mercie Compagnie, aanwezig in het pro vinciaal rijksarchief te Middelburg. Echter, voordat we ons daarmee gaan bezighouden, vragen we eerst aandacht voor een aantal gegevens over de Mid delburgse Commercie Compagnie en de bemanning op haar slavenschepen, en voor de vragen of het sterftecijfer van de Middelburgse Commercie Compagnie werkelijk laag genoemd mag worden, en of er eigenlijk wel een verband bestaat tussen behandeling en mortaliteit. Commercie Compagnie en beman ning De in 1 720 met gelden uit de kaapvaart opgerichte Commercie Compagnie van Middelburg gaat na 1 730, wanneer par ticuliere reders de mogelijkheid krijgen om in de transatlantische slavenhandel te participeren, zich bezighouden met deze handelstak. De eerste slavenreis van de Middelburgse Commercie Com pagnie komt op naam van het „Hof van Zeeland", welke van juni 1732 tot mei 1734 de driehoek Middelburg-Angola- Curacao-Middelburg voltooit. De laat ste, door de hervatting van de oorlog tussen Engeland en Frankrijk onvoltooi de, driehoeksreis betreft de „Standvas tigheid", die in augustus 1802 Middel burg verlaat. Gedurende de 70 jaren van haar bestaan als slavenhandelaar heeft de Commercie Compagnie in 113 sla- venreizen 31.095 zwarten langs de Westkust van Afrika verworven. Met dit aantal is zij de belangrijkste Nederland se vrijhandelaar in dienstbaren. De slavenhandel van de Middelburgse Commercie Compagnie beleeft zijn hoogtepunt van 1 756 tot en met 1 780 dankzij de economische bloei van Suri name, de belangrijkste Nederlandse plantagekolonie: 82 slavenhalers op een totaal van 11 3 voor de periode 1 732- 1 802. De Vierde Engelse Oorlog (1 780- 1784) en de economische achteruit gang van Suriname zorgen voor een scherpe daling van het aantal slavenrei- zen. De Napoleontische oorlogen en de Britse bezetting van Suriname maken een slavenhandel tot een onmogelijke zaak. De onder druk van Engeland in 1 814 tot stand komende officiële beëin diging van de vanuit Nederland beoe fende negerhandel betekent het defini tieve einde van de Commercie Compag nie als slavenbedrijf. Een slavenreis van de Middelburgse Commercie Compagnie behelst de klas sieke driehoekshandel: een cargasoen of ruillading, bestaande uit textiel, ge bruiksvoorwerpen, vuurwapens, drank, buskruit en dergelijke wordt langs de Westafrikaanse kust afgezet tegen een armasoen slaven, dat op zijn beurt in de West verhandeld wordt voor suiker, kof fie, cacao en tabak. Na de terugkomst in Middelburg vindt aldaar de veiling van de retourlading plaats, of, wat meestal het geval is, wordt zij doorvervoerd naar Amsterdam. De financiële resultaten, die de Com mercie Compagnie met deze driehoeks- handel heeft behaald zijn verre van spectaculair: het gemiddelde winstper centage per jaar van 98 slavenreizen be draagt slechts 2,58%5). Bij een normale bezetting bestaat de be manning van een slavenhaler van de Middelburgse Commercie Compagnie uit: kapitein, opperstuurman, onder stuurman en derde waak, of de opperof- ficieren; oppermeester, ondermeester, oppertimmerman, ondertimmerman, bootsman, bootsmansmaat/zeilmaker, opperkuiper, onderkuiper, kok en korpo raal zijn de onderofficieren annex spe cialisten; matrozen (10-28), oplopers (1-8) en jongens (1-8) maken het scheepsvolk uit. Het aantal koppen per slavenschip va rieert van 26 tot 44, met als gemiddelde 36. Voor de van 1 732 tot en met 1 802 ondernomen 113 slavenreizen hebben in totaal 3288 mannen de monsterrol getekend, waarvan 42 %afkomstig is uit Zeeland, 23% uit de rest van de Repu bliek en 35% uit het buitenland6). Aanmonsteren op een slavenhaler bete kent niet alleen een lange afwezigheid uit de Nederlanden, maar ook een aan zienlijke kans op een niet weerzien van Middelburg. De gemiddelde duur van Het embleem van de Middelburgse Commercie Compagnie. Bron: „Reglement van de Commercie Compagnie der stad Middelburg en Zeeland", (Middelburg 1721).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 14