de behandeling van slaven door de slavenhandelaren
van de middelburgse commercie compagnie
Tijdens de tocht naar de kust achtergelaten zieke
slaven.
Bron: S. Everett, „Slavernij door de eeuwen heen",
(Zutphen 1980), pag. 41.
zichzelf; de boeien sneden in haar op
gezwollen enkels"l3).
De vrouwen, die in slaverny wegge
voerd wierden, liet men aldaar vry
loopen, dewyzy niet te vreezen wa
ren; maar daartegen moesten zy ge-
duurig/yk zich aan de onbezuisde lust
van onze Dwinglanden overgeeven.
De wilde dieren zyn meer gematigd in
het voldoen hunner driften, dan deeze
ontaarde menschen, die voorgeeven
meer beschaafd te zyn dan wy">).
Zijn de slaven aan boord van de slaven
schepen van de Middelburgse Commer
cie Compagnie net als hun lotgenoten
op de buitenlandse slavenhalers15) het
slachtoffer van fysiek geweld? Op deze
vraag zullen we in deze paragraaf een
antwoord geven.
De directeuren van de Middelburgse
Commercie Compagnie zijn er in hun in
structies aan de gezagvoerders duidelijk
over. Zij spreken uitdrukkelijk het ver
langen uit, dat niet zal worden toege
staan dat de „Negers, Slaaven of Slaa-
vinnen door eenige Officieren of ander
Scheepsvolk, zullen gedebaucheert
(losbandig gemaakt, verleid, LP) of in
eenigen maniere mishandelt worden".
Als zoiets toch gebeurt dan moet daar
melding van worden gemaakt in het
scheepsjournaal plus een verklaring op
gesteld, en de overtreder naar de ernst
van zijn overtreding gestraft, eventueel
met confiscatie van zijn maandgelden.
De kapitein moet ervoor zorgen dat de
slaven goed behandeld en nagekeken
worden. Hij wordt dan ook opgedragen
de chirurgijn alles te geven, wat die
denkt nodig te hebben. Laatstgenoemde
behoort iedere ochtend mond en ogen
van de zwarten na te zien teneinde
„mankementen" te kunnen constateren.
Via een financiële prikkel proberen de
directeuren de officieren zorg te laten
dragen vooreen goede behandeling: per
verkochte slaaf ontvangt de kapitein een
premie van 80 stuivers, opperstuurman
en dokter 24, onderstuurman 1 0 en de
derde waak 6 l6).
Het thuisfront zorgt tevens voor een mo
rele ondersteuning. Iedere gezagvoer
der krijgt naast bijbel en psalmboek een
boekwerk mee met de opwekkende titel
„Christelyke Zeevaart"17). Dominee A.
Westerman probeert in dit handboek
duidelijk te maken „hoe een Zeeman,
Schipper ofte Coopman synen in ende
uytreyse, christelyck ende Godtsalich-
lyk, in de name ende vreese Gods aen-
vanghen ende eyndighen sal, in alleZee-
noden ende swarichheden hem houden
ende dragen, alles tot dien eynde, op dat
den milden ende rijcken zegen Gods by
den rechtveerdighen Zeehandel blyven
mach, en een yeghelyck zy als een wis
sen Compas, om hen te leyden tot be-
denckinghe van de groote Reyse uyt de-
se Werelt na het Hemelsche lerusa-
lem" l8). Westerman roept de zeelieden
op zich verre te houden van „alle on-
kuyscheyt, hoererye ende overspel".
Dronkenschap en onkuisheid hebben
onder zeelieden de overhand, en de laat
ste wordt door velen voor ean „recreatie
des vleesches" gehouden. Getuige het
spreekwoord: „Soo menigh Haven, soo
menigh wijf, bercht de Schipper end'
Bootsman sijn lijf", geldt zij bijna als
noodzakelijkheid l9).
Tot zover het geduldige papier.
De kok van de „Aurora" slaat een jonge
slaaf zo hard dat voor zijn leven ge
vreesd wordt, maar hij herstelt alsnog.
Oppermeester Petrus Couperus van de
„Eenigheid" vermeldt in zijn journaal
twee sterfgevallen onder de dienstbaren
wegens mishandeling: de ene, een man,
is zo hard in zijn hals geschopt dat de
dokter geen „spraak of verstand" bij
hem vindt, terwijl de andere, een vrouw,
zo hard geslagen is dat het bloed uit haar
oren loopt. Een onbekende matroos van
de „Geertruyda en Christina" trapt een
zwangere slavin zo hard, dat zij een mis
kraam krijgt. Bootsman Pieter Matthijs-
sen van de „Groot Prooyen" beukt zo
hard in op een zieke slaaf dat deze zeven
dagen later sterft. Matroos Herman
Weevijk imiteert Matthijssen. Een
dienstbare, die de bootsman van het
„Vergenoegen" in zijn rug steekt, over
leeft zijn bestraffing de volgende dag
niet20).
Een demagogische opsomming van ex
treme voorbeelden? Het is onmogelijk
vast te stellen hoeveel van de 3751 ge
storven slaven het slachtoffer zijn ge
worden van mishandeling. We hebben
bijvoorbeeld slechts de beschikking
over acht journalen van oppermeesters
op een totaal van 113 slavenreizen21).
Wel kunnen we vaststellen dat door de
geldelijke waarde van een levende slaaf
het uiterste gevolg van mishandeling, de
dood, ongewenst is. Een dode slaaf be
tekent een financieel nadeel voor de di
recteuren, en voor de officieren en chi
rurgijn, die per verkochte zwarte een
premie krijgen. Zij hebben er belang bij
zoveel mogelijk zwarten levend aan de
overkant van de Atlantische Oceaan af te
leveren.
Een voorbeeld van een zorgvuldige
afranseling: op 15 april 1778, wanneer
kapitein Johannes Noordhoek van de
„Zorg" over de aankoop van een slaaf
onderhandelt, laat opperstuurman Evert
Kroonenberg vijf a zes slavinnen naar
boven halen, die hij vervolgens met een
„boermesingel" (vermoedelijk een ver
zwaard stuk touw) net zolang op de bil
len slaat, totdat die „braaf opgeswollen"
zijn. De oppermeester ontsmet de zwel
lingen met alcohol. Gevraagd naar de re
den van deze matpartij antwoord de op
perstuurman dat de vrouwen 's nachts
gevochten hebben. Aangezien hij de tolk
wantrouwt, heeft hij de zaak niet eerst
onderzocht. Noordhoek verordonneert
dat hij op moet houden. Slechts na zijn
toestemming worden de slaven gestraft.
Kroonenberg scheldt de schipper de
huid vol, waarna hij hutarrest krijgt22).