de behandeling van slaven door de slavenhandelaren
van de middelburgse commercie compagnie
17
worden. Eigenlijk heeft een oproer of
vluchtpoging slechts dan kans van sla
gen als de slaven op hulp van de wal
kunnen rekenen. Het oproer op de
„Zanggodin" kan als voorbeeld dienen:
Achttien oktober 1769, geankerd in de
Gabonrivier. Nadat de slaven hebben
gegeten, grijpen zij de kapitein om hem
met een „bossemes" de keel af te snij
den. Dit voornemen mislukt, omdat het
mes bot is en de schipper niet wil mee
werken. De bootsman ontzet Van
Sprang door met een snaphaan op de
dienstbaren aan te leggen, maar kan
toch niet voorkomen dat deze een harde
klap in zijn rug krijgt met een kuipersdis
sel. Met moeite bereikte de kapitein zijn
kajuit, die hij „beset met weijven" vindt.
Door de „verbouwereertheijt" slaagt hij
erin drie messen te pakken en hen uit de
kajuit te verdrijven. Ondertussen vluch
ten 21 slaven met de boot, die de vol
gende dag vernield aan de wal wordt te
ruggevonden. Pas na betaling van 120
gulden wensen de vrijnegers hem vrij te
geven, terwijl voor de slaven opnieuw
betaald moet worden. De bemanning
begrijpt dan dat „al den oproer door de
schelme geschiet was". Men besluit te
vertrekken en de boot en de slaven ach
ter te laten62).
Eenmaal op de Atlantische Oceaan zei
lend kan de bemanning iets rustiger
ademhalen. Het feit, dat de Afrikanen
hun eigen continent niet meer kunnen
zien, werkt demotiverend. Vele slaven
bevinden zich voor de eerste en zeer
waarschijnlijk meteen de laatste keer op
zee, en missen dan ook de bekwaamheid
om na een eventueel succesvol oproer
het schip over te nemen. Helemaal op
zichzelf aangewezen gaan zij een hun
onbekende bestemming tegemoet. Aan
vluchten valt nu niet meer te denken.
Twee slaven van de „Haast U Langzaam"
kiezen voor een vlucht in de dood: het
journaal vermeldt op 6 mei 1 765 dat bij
het opkomen van de slaven er één bene
den blijft, die zich probeert op te han
gen. Hij wordt direct weer in de boeien
geslagen, „want hij uijt de boeijen was
omdat hij een gat in zijn been hadde".
Toch slaagt de zwarte erin om 's mid
dags overboord te springen en te ver
drinken. Op 7 augustus herhaalt een an
dere slaaf deze daad63). Ook in andere
journalen wordt melding gemaakt van al
dan niet geslaagde suïcidepogingen64).
Een slavenopstand gedurende de oversteek.
Bron: Walvin, „Slavery and the s/ave trade", pag. 55.
Meermalen wordt een opstand voorko
men, doordat de dienstbaren niet als
eenheid optreden tegen de blanken.
Twee zwarten vertellen Jan van Kerkho
ven van de „Grenadier" dat er plannen
bestaan voor een opstand. Een slaaf, die
niet mee wenst te doen, brengt hem van
de snode plannen van twee mannen op
de hoogte, wanneer hij schipper van de
„Middelburgs Welvaren" is. De achttien
mannen, die op de „Philadelphia" kennis
maken met de „boermesingel" zijn even
eens verraden. De zwarte slavenopzich
ters of „bomba's"66) waarschuwen dat
zes mannen hen en de blanken willen
vermoorden. De bomba's van de „Vrouw
Johanna Cores" smeden plannen om het
schip af te lopen, maar die worden door
enkele slavinnen verklikt66).
Toch slagen de zwarten er af en toe in de
bemanning in grote moeilijkheden te
brengen, zoals vier voorbeelden aange
geven.
Kaap Lahoe, 1 0 september 1 762. Rond
16.00 uur, wanneer alle slaven van de
„Vrouw Johanna Cores" zich gewoonte
getrouw geboeid op het dek bevinden,
slagen zij erin hun oppasserste overwel
digen en het kuipersgereedschap te be
machtigen. Onder voortdurend „hoera
geroep" storten de zwarten zich op de
blanken, die gedwongen worden met
het handgeweer op hen te schieten,
eerst met los kruit, vervolgens met zout.
De slaven laten zich hierdoor niet tegen
houden, zodat er met hagel en kogels op
hen wordt geschoten. Twee doden en
vele zwaar gewonden doen de dienstba
ren nog niet terugdeinzen. Een aantal
van hen weet zich van hun ketenen te
verlossen, maar met bijstand van nabij
gelegen schepen slaagt de bemanning