de behandeling van slaven door de slavenhandelaren
van de middelburgse commercie compagnie
20
vindt, vormt geen goede basis voor Un-
gers positieve oordeel, zoals hierboven
reeds vastgesteld is. Totaal voorbij gaat
hij aan een aspect van de behandeling,
waarover het archief van de Middel
burgse Commercie Compagnie ons,
zoals we gezien hebben, juist zo goed in
formeert: het fysieke geweld, dat door
de bemanning uitgeoefend wordt te
genover de slaven.
Noten:
W. Bosman, „Nauwkeurige beschrijving van de
Guinese Goud-, Tand- en Slavekust, (Amster
dam 17092), II pag. 148.
2) W. R. Menkman, „De Westindische Compag
nie", (Amsterdam 1947), pag. 157; H. J. de
Graaf (red.), „Nederlanders over de zeeën",
(Utrecht 1 955), pag. 60; J. G. van Dillen, „Van
rijkdom en regenten; Handboek tot de economi
sche en sociale geschiedenis van Nederland tij
dens de Republiek", (Den Haag 1970), pag.
585-6; W. S. Unger, „Bijdragen tot de geschie
denis van de Nederlandse slavenhandel, II", in
Economisch-Historisch Jaarboek, deel 28
(1958-60), pag. 1 t/m 149 (Bijdrage II), pag.
56.
3) A. van Dantzig, „Het Nederlandse aandeel in de
slavenhandel", (Bussum 1968), pag. 98; J.
Postma, „The Dutch participation in the African
slave trade: slaving on the Guinea coast, 1 675-
1795", (Michigan 1981), pag. 210-21 1; P. C.
Emmer, „Engeland, Nederland, Afrika en de sla
venhandel in de negentiende eeuw", in Econo
misch- en Sociaal-Historisch Jaarboek, deel 36
(1973), pag. 146 t/m 215, pag. 168-169; Un
ger, „Bijdrage II", pag. 56.
4) Unger, „Bijdrage II", pag. 55 t/m 57.
5) L. R. Priester, „De Nederlandse houding ten
aanzien van de slavenhandel en slavernij,
1596-1863;Het gedrag van de slavenhandela
ren van de Commercie Compagnie van Middel
burg in de 1 8e eeuw", (Middelburg 1 987), pag.
9, 18-19, 24 t/m 26.
6) Unger, „Bijdrage II", pag. 20 t/m 23.
7) Idem, pag. 25-26, 36, 38-39, 50.
8) J. Pope-Hennessey, „De zonden der Vaderen;
Een studie over de Atlantische slavenhandela
ren (1441-1807)", (Amsterdam 1968), pag.
222; Postma, pag. 79-80.
9) Priester, pag. 1 04.
10) Unger, „Bijdrage II", pag. 24-25; P. C. Emmer,
„De laatste slavenreis van de Middelburgsche
Commercie Compagnie", in Economisch- en So
ciaal-Historisch Jaarboek, deel 34 (1 971pag.
72 t/m 123, pag. 20-123.
Unger, „Bijdrage II", pag. 49-50, 62 t/m 64.
12) H. S. Klein, „The Middle Passage; Comparative
studies in the Atlantic slave trade", (Princeton
1978), pag. 228 t/m 237; J. A. Rawley, „The
transatlantic slave trade; A. history", (New
York/London 1981), pag. 283 t/m 306. Klein
laat zaken, die de normale gang van zaken in de
slavenhandel verstoren buiten beschouwing:
ongelukken, opstanden, piraterij en pogingen
om het Britse anti-slavenhandeleskader te ont
lopen.
,3) S. Ousmane, „De zwarte dokwerker", (Parijs/
Weesp 1985), pag. 39.
,4) De Denker, deel II, (Amsterdam 1764), pag.
236-237.
,5) R. L. Stein, „The French slave trade in the eigh
teenth century; An old regime business", (Ma
dison 1979), pag. 101; Rawley, pag. 300; J.
Coughtry, „The notorioustriangle; Rhode Island 36)
and the African slave trade, 1 700-1 807", (Phi- 37)
ladelphia 1 981pag. 1 60-1 61C. H. Nichols,
„Many thousand gone; The ex-slaves' account 38)
of their bondage and freedom", (Leiden 1 963), 39)
pag. 9; E. Reynolds, „Stand the storm; A history 40)
of the Atlantic slave trade", (London/New York 4i)
1 985), pag. 50-5142)
,6) Dit zijn standaardvoorschriften en -bedragen, 43)
die aan iedere kapitein worden uitgereikt en uit
gekeerd; zie bijvoorbeeld archief Middelburgse 44)
Commercie Compagnie (MCC) inventarisatie
nummers 327, 494, 666, 816-817, 1 024. 45)
17) Als voorbeelden: MCC 347, 509, 702, 888- 46)
889, 1089-1090.
'8) A. Westerman, „Christelycke Zeevaert", (Am- 47)
sterdam 1 6307), voorreden. Het kan een best
seller genoemd worden, aangezien in 1743 de
zoveelste editie uitkomt. 48)
,9) Idem, pag. 235 t/m 255. 49)
20) MCC 215, 18/1 1/1772; 390, 6/4 en 13/6 50)
1 762; 405; 475, ongedateerd verslag kapitein
H. van Rien over de moeilijkheden met zijn be- 51)
manning; 487, 27/5/1 748; 1 1 03, 25/1 en 26/
1/1795.
21) MCC 292, 390, 435, 868, 1 1 1 0, 1 262, 1 41 0,
1418. Voor details over de medische behande- 52)
ling door oppermeester Petrus Couperus van de
„Eenigheid", zie D. Schoute, „Scheepschirur- 53)
gijnsjournaal van een slavenschip der Middel
burgsche Commercie Compagnie", in Neder
lands Tijdschrift voor Geneeskunde, jaarg. 92
(1948), pag. 3645 t/m 3662. 54)
22) MCC 1425, verslag kapitein Noordhoek over
zijn ervaringen met opperstuurman Evert Kroo-
nenburg opgemaakt te Paramaribo op 23/1 1/
1779.
23) MCC 375, mei 1 762, verklaring verongelukken 55)
vrijneger uit Elmina.
24) MCC 773, notariële verklaring opperstuurman 56)
Jan Moerman, onderstuurman Jacob Crevon,
derde waak Michiel Schalk, oppermeester Ja
cobus Springli en oppertimmerman Arij van Dijk 57)
over het gedrag van kapitein Jacobus Husson, 58)
dd 7/2/1763. 59)
25) MCC 475, ongedateerd verslag kapitein H. van eo)
Rien over de moeilijkheden met zijn bemanning.
2®) MCC 58, brief van agent te Essequebo, dd 1 2/ ei)
1/1772; voor een authentiek verslag over de 62)
belevenissen van een slaaf aan boord van een
1 8e-eeuwse Britse slavenhaler, zie P. Edwards, 83)
„Equiano's travels", (London 1969), pag. 25 84)
t/m 32.
27) MCC 215, 18/11/1772; 475; 19, 1 1/3/1749.
23) MCC 398, 23/8/1766. 65)
29) MCC 752, 19/2/1756; 775, 7/1/1753; 830, 66)
1/3/1767; 1312, 14/1/1774.
30) MCC 818, verklaring kok, kuiper en vijf matro
zen over het gedrag van kapitein Cornelis Loeff, 67)
dd 20/4/1785.
3') MCC 475; 959; 1234, 10/9/1762; 1418, 24/ 68)
1 1/1792; R. A. J. van Lier, „Samenleving in een
grensgebied; Een sociaal-historische studie 69)
van Suriname", (Deventer 1971 2), pag. 124.
32) MCC 509, verklaring tegen opperstuurman 20)
Cornelis van Kerkhoven, dd 13/1 1/1765, ten
behoeve van kapitein Jan Menkenveld; 21,18/ 7')
3 en 22/3/1766. 22)
33) MCC 959, 1 1/8/1763. 73)
34) MCC 959, notariële verklaring van acht beman- 74)
ningsleden tegen onderstuurman Hendrik van 25)
Uije, dd 3/1 1/1736; notariële verklaring van 26)
ondertimmerman Kroef en matroos Du Wetten
gunste van de onderstuurman, dd 1 1/9/1 756;
notariële verklaring derde waak Boerper, d.d.
1 1/9/1 756; notariële verklaring oppermeester
Frederik, dd 7/8/1 756; notariële verklaring Van
Uije, dd 17/7/1756.
35) J. G. Stedman, „Reize naar Surinamen en door
de binnenste gedeelten van Guiana", (Amster
dam 1 799-1 800), 4 delen, 1 pag. 276.
MCC 1368, dd 6/1 1/1771.
MCC 816, dd 17/4/1763, verklaring scheeps
raad.
MCC 376, dd 6/7/1767.
MCC 816, dd 6/9/1769.
MCC 961, dd 23/10/1763.
MCC 774, dd 1 1/12/1761.
Bijvoorbeeld MCC 214, dd 23/6/1774.
MCC 1 85, dd 27/4 en 28/4/1 741494, dd 22/
7/1741.
Als artikel opgenomen in de standaardinstruc
ties, zie noot 1 6.
Postma, pag. 201
MCC 215, dd 30/5/1772; 775, 1 6/1 2/1 752;
1 069, dd 1 3/2/1 803; 1 69, dd 1 2/4/1 744.
MCC 667, dd 1 1/2/1 775; 51 0, dd 23/4/1 765;
968, dd 1/2/1752; 1091, dd 3/3/1790; 890,
dd 8/4/1759; 406, dd 1 6/8/1775.
Stedman, 1 pag. 269.
MCC 774, dd 20/8/1757.
Zij worden vermeld in de scheepsinventarissen,
zie noot 1 7.
MCC 3378, dd 5/7/1 760: „met de 4 glaasen in
de platvoet wierdt de kloek geluydt voor het ge-
bedt"; één glas is een half uur, terwijl de plat
voet de wacht is tussen 1 6.00 en 20.00 uur.
Standaardreglement voor de bemanning, zie
voor voorbeelden noot 1 6.
Unger, „Bijdrage II", pag. 56; MCC 1103, dd
13/1/1 795: de slaaven met de vrisse zee
bries alle op het dek, gedanst, gesongen en
toonden zig alle zeer vergenoegd".
Pope-Hennessy, pag. 227; P. C. Emmer, „Enge
land, Nederland, Afrika en de slavenhandel in de
negentiende eeuw", in Economisch- en Sociaal-
Historisch Jaarboek, deel 37 (1974), pag. 44
t/m 144, pag. 57-58.
D. B. Davis, „The problem of slavery in Western
culture", (Ithaca 1966), pag. 235.
A. J. M. Kunst, „Recht, commercie en kolonialis
me in West-lndië", (Zutphen 1 981pag. 1 28-
129.
Unger, „Bijdrage II", pag. 49.
Idem, pag. 54-56.
MCC 1228, dd 20/3/1761.
MCC 842, dd 9/12/1770; 1239, dd 18/1/
1765.
MCC 800, dd 11/8/1761.
MCC 1 366, dd 1 9/10/1 769; 1 385, dd 18/10/
1769.
MCC 511, dd 6/5 en 7/8/1765.
MCC 391dd 3/1 0/1 764; 487, dd 1 2/7/1 748;
775, dd 25/5/1 773; 787, dd 1 2/3/1 757; 922,
dd 19/8/1760; 1234, dd 22/3/1761.
Postma, pag. 202.
MCC 461dd 1 6/8/1751; 775, dd 21/7/1 753;
890, dd 24/6/1757; 910, dd 26/12/1756;
1239, dd 18/1/1765.
MCC 1 199-1200, notariële verklaring, dd 10/
8/1763.
MCC 1 147, dd 25/6/1757; 1 1 53, dd 21/12/
1756.
MCC 11 24, ongedateerd verslag; verklaring be
manning, dd 17/11/1780.
MCC 1239, dd 20/8/1764; 1201, dd 25/8/
1 764, verklaring officieren.
MCC 890, dd 24/6/1 757; 91 0, dd 1 2/3/1757.
MCC 376, dd 21/5/1764.
MCC 461, dd 16/8/1751.
MCC 968, dd 5/10/1752.
MCC 398, dd 28/1/1767.
Zie noot 67.