DOOI IN ZEELAND
STEDEN EN STADSRECHTEN
DE HOLLANDSE STAD
IN DE
DERTIENDE EEUW
vier gangen en twee toetjes
La Ruë, Pieter de. Geletterd Zeeland: verdeeld in drie
afdee/ingen, bevattende in zig de Schryvers, Geleer
den en Kunstenaars, uit dien Staat geboortig, met by-
gevoegd Levensverhaal der Voornaamsten onder de
zelve door Pieter de ia Ruë. Tweede druk, met eenige
noodige Veranderingen en ettelyke Vermeerderingen;
zynde hieragter ook geplaatst de Byschriften op de
Groote en Smalle steden van Zeeland. Middelburg,
M. en A. Callenfels, 1 741
Meertens, P. J. „Een onbekend „Appendix" op het
„Bancket-werck" van Johan de Brune". In: Het Boek
13 (1924), p. 262-263.
Meertens, P. J. Letterkundig leven in Zeeland in de
zestiende en de eerste he/ft der zeventiende eeuw.
Amsterdam 1943. Proefschrift Utrecht.
Meertens, P. J. „Johan de Brune, de Oude. (1588-
1 658)". In: Johan de Brune, Bancket-Werck van goe
de gedachten. Bloemlezing, samengesteld, toege
licht en ingeleid door P. J. Meertens. Amsterdam
1943. p. 5-7.
„Merkwaardige werken over gastronomie". In: Het
Boek, Tweede Reeks 20 (1931), p. 167.
Verkruijsse, P. J.; W. A. Hendriks en J. Mateboer.
Johan de Brune de Oude 1588-1658. Descriptieve
auteursbibliografie. Subjectieve bibliografie samen
gesteld door P. J. Verkruijsse met medewerking van
studenten Historische Letterkunde van het Instituut
voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amster
dam; objectieve bibliografie samengesteld door W.
A. Hendriks en J. Mateboer. Amsterdam 1 988. The
saurus, 1
Vries, A. G. C. de. De Nederiandsche emblemata. Ge
schiedenis en bibiiographie tot de 18e eeuw. Amster
dam 1 899. Proefschrift Amsterdam.
Winning, C. H. 0. M. von. Johan de Brune de Oude.
Een Zeeuwsche christen-moralist en humanist uit de
zeventiende eeuw. Ongewijzigde herdruk van de uit
gave Groningen 1921. Groningen enz. 1979.
wereld, waarin wordt verhaalt hoe Sme
ken de meeste poppen in beweging zet.
„Op de meest simpele wijze is de absur
de animatie aanwezig in de beeldspraak
die hij hanteert om de naderende dooi
aan te geven. Bij vele poppen en groepen
vermeldt hij dat ze geroepen zijn naar
Zeeland, dat wil zeggen naar het land
van de zee, waar ze tot water zullen ver
gaan om in de zee weg te spoelen." Het
dooimetafoor speelt een belangrijke rol:
het ijdele bestaan en het wegwassen van
de zonden. Al smeltend gaan heel wat
poppen gedwongen naar Zeeland. Dooi
staat ook zinnebeeldig voor de dood.
HERMAN PLEIJ
De sneeuwpoppen van 1511
Stadscultuur
inde late
middeleeuwen
Het was bar koud in de maanden januari
en februari 1511. Hevige sneeuwval en
sterke vorst, ook in Brussel. De stadsre-
derijker Jan Smeken maakte er een ge
dicht of rijm op omdat de inwoners in de
weken van vorst en sneeuw een groot
aantal sneeuwpoppen maakten op ver
scheidene plaatsen in Brussel. Er wer
den figuren in situaties uitgebeeld die
veel bekijks trokken. In het pamfletach
tig rijmverslag van het sneeuwpoppen-
feest in 1 511 „vinden we de bijbelse,
klassieke en middeleeuwse onderwer
pen in sneeuw terug, evenals de folklo
ristische met dieren en monsters, te za
nten met allerlei verbeeldingen van
plaatselijke opwinding rond „volksfigu
ren" en karikaturale boeren in het kader
van Brusselse belangen van politieke
aard". Men vergaapt zich aan figuren als
Hercules, Roeland, zotten, een soort
manneke pis, naakt vrijende gelieven,
een hoer, etc.
Pleij heeft van de achtergronden in het
rijm van Smeken een uitvoerige cultuur
historische verhandeling gemaakt met
als ondertitel op het titelblad: Literatuur
en stadscultuur tussen middeleeuwen
en moderne tijd. Het derde hoofdstuk
draagt als titel: De vertekening van de
(lees verder Ie kolom)
In bovenstaand werk (De Walburg Pers,
1988) zijn de lezingen gebundeld die
gehouden zijn op het Muiderberg-sym-
posium IV september 1987.
De volgende onderwerpen werden be
handeld: heer en stad, stad en land in de
13e eeuw, productie en consumptie in
Hollandse en Zeeuwse steden, stads
rechten, stadsstructuren, stedelijke to-
ponomie, etc.
Er komt zoveel Zeeuws in deze bundel
voordat men in de titel tussen haakjes en
Zeeuwse had kunnen toevoegen.
Kruisheer behandelt twee groepen
stadsrechtoorkonden, de zogeheten
Zeeuwse stadsrechtenfamilie en de Hol
landse tak van de Brabants-Hollandse
familie. Van der Kieft: „Er is in Middel
burg sprake van een groeiend stads
rechtstelsel, dat dan op een gegeven
moment, in 1217, door de inwoners zelf
in het middelnederlands wordt opgete
kend en in een Latijnse vertaling daarvan
door de toenmalige beide landsheren, de
gravin van Vlaanderen en de graaf van
Holland - die samen het condominium
over Zeeland bewester Schelde hadden
- bekrachtigd wordt, of, zo men wil, uit
gevaardigd door middel van een oorkon
de. Middelburg zou men dus al een stad
kunnen noemen vóór het bestaan van de
stadsrechtuitvaardiging in 1217."