middelburg en de wederopbouw
25
Tussen Lange Jan, Markt en Lange Delft was Middelburg het zwaarst getroffen.
het architectuurhistorisch wederop-
bouwonderzoek, omdat dit „belangrijke
nieuwe inzichten en aanknopingspunten
kan bieden voor het beleid inzakede ver
nieuwing, de afbraak, het behoud of het
beheer van de gebouwde omgeving ".En
hoe nodig het is de specifieke waarden
van de wederopbouwresultaten onder
woorden te brengen en mee te wegen bij
dergelijk beleid, kan eenieder die met
open oog het tegenwoordige Middel
burg (en dan met name de winkelstra
ten) bezoekt, aanschouwen.
Terloops isal opgemerkt dat deze kritiek
op het congres als geheel niet zonder
meer ook de samenstellende delen
geldt. Integendeel, van de sprekers kon
veel behartenswaardigs worden verno
men. Daarom wil ik hier, alvorens tot de
bespreking van het boek overte gaan, de
verschillende voordrachten nog even
kort de revue laten passeren.
De rij van sprekers werd geopend door
Taverne, die een korte inleiding verzorg
de met daarin onder meer de verzuch
ting dat in de geschiedschrijving van de
wederopbouw van Nederland tot voor
kort voor de architectuurhistorie slechts
een ondergeschikte rol als leverancier
van illustraties was weggelegd. Na op
het grote belang van een serieuze bestu
dering van de planologische en architec
tonische kanten van de wederopbouwte
hebben gewezen, noemde hij enkele be
moedigende onderzoeksinitiatieven en
-resultaten in landen als Italië en Frank
rijk en, met het Groningse project, nu
dus ook in Nederland.
Vervolgens belichtte de historicus drs. E.
Roelofsz de Duitse invloed op de weder
opbouw van de stad Rotterdam. Uit zijn
betoog bleek dat de bezetter speciale
belangstelling had voor het te ontwer
pen nieuwe spoorwegnet en voor de
mogelijke annexatie van delen van de
Rotterdam omringende gemeenten. Te
vens kwam een - overigens mislukte -
wederopbouwprijsvraag ter sprake, een
opmerkelijk initiatief van de Duitsers,
die volgens Roelofsz bij het werk aan de
Rotterdamse wederopbouw keer op
keer „in de weg liepen". Tegenover de
voortvarendheid van de Nederlanders,
die hoopten dat zij door zo snel mogelijk
een plan te leveren, een van Duitse zijde
aan te wijzen stedebouwkundige zou
den kunnen ontlopen, stond „Berlijns
Macchiavellisme".
Over de wederopbouw in de Westmark,
de „gouw" die de nazi's hadden ge
vormd door Saarland, Pfalzen het bezet
te Lotharingen samen te voegen, sprak
dr. Ulrich Flöhns. Hij liet een aantal voor
beelden zien van herstel van oorlogs
schade in dit gebied, waar vooral in de
eerste oorlogsjaren geëxperimenteerd
werd met rationalisering van de boeren
bedrijven. Dit leidde onder meer tot de
ontwikkeling van standaardtypen voor
de boerderij- en de woningbouw, toe
gesneden op de moderne landbouweco
nomie. Omdat velen toentertijd uit het
Frans-Duitse grensgebied waren geëva
cueerd, konden ten behoeve van deze
„omvorming" ook tot dan toe gespaard
gebleven hoeven alsnog gesloopt wor
den. Dat daarnaast ook op planologisch
gebied vaak ingrijpende veranderingen
werden doorgevoerd, bleek uit de ver
schillende getoonde voorbeelden van
„heringerichte" dorpen en stadjes. In de
loop van het verhaal vielen de namen
van een aantal deels ook internationaal
bekende architecten, die destijds hier in
de Westmark wederopbouwwerk ver
richtten. Onder hen bevonden zich Emil
Steffann en Rudolf Schwarz, die na de
oorlog onder meer als kerkenbouwers
naam zouden maken. Höhnsconstateer
de overigens dat veel bouwkundigen de
wederopbouwexperimenten in de
Westmark gebruikten om aan Kriegs-
dienst te ontkomen. Omdat al vanaf be
gin 1942 een bouwstop gold, werd er
vooral na die tijd voornamelijk ge
schetst, getekend en gestudeerd.
Koos Bosma behandelde in zijn voor
dracht allereerst het begrip „Raum", dat
voor Duitsland na de nederlaag van 1918
een obsessie werd. De Duitsers voelden
zich „ingesloten" en in dit verband
kwam de geopolitiek van Karl Haushofer
aan de orde, de pseudo-wetenschap die
een der belangrijkste bouwstenen werd
voor het imperialisme van het Derde
Rijk. Haushofer beschouwde een staat
als een levend organisme, dat zich altijd
zou trachten uit te breiden ten koste van
zijn zwakkere buren.
Hierna kwam Bosma over de situatie in
bezet Nederland te spreken. Hij stelde
dat de door dr. H. Roloff opgerichte
Rijksdienst voor het Nationale Plan in
feite de verwezenlijking was van datge
ne waarvoor in Nederland al vanaf de ja
ren twintig was gepleit. Roloff, die vol
gens Bosma in de litteratuur tot nog toe
niet de aandacht krijgt die hij verdient,
was achter de schermen van het inge
wikkelde en in de praktijk vaak slecht
functionerende overheidsapparaat van
bezet Nederland zeer actief. Hij stampte
binnen een half jaar een planologische
dienst uit de grond, die vervolgens ten
voorbeeld werd gesteld aan andere door
Duitsland bezette gebieden en die na de